Zoeken

Bergdieren klimmen hoger om klimaatverandering te ontvluchten

Auteur

Matthijs Meijer van Putten

Alpensteenbokken, gemzen en edelherten — sterke, fiere dieren — leven tegenwoordig rond de honderd meter hoger op de bergen dan twintig jaar geleden, constateert Matthijs Meijer van Putten. Ook vogels, insecten en zelfs planten ziet hij het in Zwitserland hogerop zoeken.

Een vriendin uit Zwitserland maakt documentaires over olifanten. Ze werd verliefd op haar cameraman, een Zuid-Afrikaan, en hij op haar. Nu wonen ze een deel van het jaar nabij Johannesburg, olifanten filmend die met hun oren wapperen en over de steppe trekken.

Thuis in Zwitserland heeft ze drie katten. ‘Kom je niet oppassen’, vraagt ze, ‘terwijl ik in Afrika ben?’

En omdat ik als schrijver mijn tijd toch achter mijn computer doorbreng, kan ik dat net zo goed op het Zwitserse platteland doen, dicht bij de natuur, kijkend hoe die erbij ligt.

“De eerste sneeuw in de Zwitserse Alpen valt gemiddeld 12 dagen later dan in 1960 en smelt 26 dagen eerder”

Het is late herfst als ik aankom, nog zo warm dat ik mijn ochtendkoffie op de veranda drink, omringd door glooiende sparrenbossen. Rozen bloeien tegen het huis. Bijen zoemen. Hoog in de lucht vliegen roofvogels, hun aanvalsroep draagt ver.

Ik wandel met mijn buurman, een jager die zich telkens onder het schieten uit wurmt. ‘Ik fotografeer liever’, zegt hij. Hij toont me de sporen van een haas, een hert, een lynx. De poten van de lynx lopen in één rechte lijn, in plaats van in twee parallelle. ‘Ik hoop hem nog eens in het echt te zien’, zegt hij.

Vanuit mijn studeerkamer zie ik de berg Säntis, waar sneeuw valt, vroeg al. Ik rijd erheen, bind mijn skies onder en oefen, maar voordat ik echt v’tjes kan maken, smelt de sneeuw alweer en blijft zij zes weken weg.

‘Juni-weer’, noemt een Zwitsers weerbureau het, terwijl het december is. De eerste sneeuw valt gemiddeld 12 dagen later dan in 1960 en smelt 26 dagen eerder.

“Minder sneeuw raakt ook regio’s die voor hun inkomsten afhankelijk zijn van wintertoeristen”

Minder sneeuw betekent dat rivieren die uit smeltwater voortkomen droger zijn dan vroeger. Een van hen is de Po, waarvan 40 procent van de Italiaanse economie afhankelijk zou zijn.

Een drogere Po bemoeilijkt de productie van tarwe, rijst, Parmezaanse kaas, parmaham, drinkwater en stroom. Meer schaarste, hogere prijzen.

De tekst loopt hieronder door.

Minder sneeuw raakt ook regio’s die voor hun inkomsten afhankelijk zijn van wintertoeristen. Zelfs waar het altijd koud genoeg was, blijven skiliften en hotels dicht. Wie wil skiën, moet hoger de berg op.

Dat zal meer gebeuren, stelt het Institute for Snow and Avalanche Research. Tegen het eind van de eeuw zouden alleen resorts boven de 2.500 meter voldoende sneeuw hebben om open te blijven.

De lagere resorts, die gemakkelijker te bereiken zijn en dus betaalbaarder, krijgen het moeilijk. ‘Skiën, nu al een dure hobby, dreigt buiten bereik te komen van wie de prestigieuze, hooggelegen resorts niet kan betalen’, stelt Time.

En zoals skiërs hoger de berg op moeten om nog sneeuw te vinden, zo trekken ook bergdieren hoger de berg op, om de omstandigheden te hervinden waarin zij gedijen.

“Als je vandaag hetzelfde bergklimaat wilt vinden als in 1970, moet je 300 meter hoger zijn”

Alpensteenbokken, gemzen en edelherten — sterke, fiere dieren — leven tegenwoordig rond de honderd meter hoger op bergen dan twintig jaar geleden. Ook vogels, insecten en zelfs planten klimmen hogerop.

Op zich goed nieuws, zegt een bosecoloog, ‘want ten minste proberen ze zich aan te passen.’ Maar meestal niet snel genoeg om onder de oorspronkelijke omstandigheden te blijven leven, zegt hij. Ze klimmen wel, maar komen niet hoog genoeg.

‘Als je vandaag hetzelfde bergklimaat wilt vinden als in 1970, moet je 300 meter hoger zijn. Dat is een snelle verandering voor dieren die tijdens duizenden jaren evolueerden in een koeler klimaat.’

Als de bergen de komende decennia verder opwarmen, moeten dieren en planten dus steeds hoger klimmen. Passen ze op termijn nog wel allemaal op die krappe bergtop, vraag ik mij af.

Trekvogels, vlinders en fruitbomen proberen zich ook aan te passen, door hun voorjaar te vervroegen. Fruitbomen bloeien bijvoorbeeld eerder, maar als hun bloesems bevriezen in een nieuwe wintergolf, beschadigt dat de oogst. Omzetverlies voor de boeren, duurder fruit voor ons allen.

“55% van de wereldwijde economie zou afhankelijk zijn van een rijke en gezonde natuur”

Groeien eikenbladeren te vroeg, dan bevatten ze te veel tannine tegen de tijd dat rupsen zich ermee komen voeden. De rupsen sterven vaker, jonge vogeltjes hebben minder voedsel, wat hun overleven bemoeilijkt. Dat werkt verder in de voedselketen door, zodat het ook onze samenleving raakt.

Op zulke manieren zou 55% van de wereldwijde economie afhankelijk zijn van een rijke en gezonde natuur.

Ik vertel dit alles aan mijn jagende buurman, terwijl we nog eens aan de voet van Säntis wandelen. Er hangt een dichte mist, we zien de berg niet.

‘Skidorpjes, Italiaanse boeren, gemzen, voor hen allen zijn warmere bergen problematisch’, zeg ik.

‘En de lynx’, zegt hij, ‘krijgt die het ook lastiger?’

‘Vooralsnog doet die het goed’, zeg ik.

‘Laten we dan onze ogen openhouden.’

We speuren naar sporen. Eén lijn van ploegende pootjes. Een vaag silhouet in de mist. Ademdamp uit een bek.

Niets.

Maar we blijven speuren.

Matthijs Meijer van Putten

Matthijs Meijer van Putten is schrijver en onderzoekt wereldwijd welke klappen de natuur krijgt doordat de aarde opwarmt.