Zoeken

Biogrondstoffen voor energieopwek broodnodig

Auteur

Sible Schöne

Sible Schöne meent dat het SER-advies over biogrondstoffen de urgentie van de klimaatproblematiek miskent.

Het SER advies over biogrondstoffen voor grondstoffen heeft als belangrijkste boodschap dat deze moeten worden ingezet voor materialen. Voor energetische toepassingen ziet de SER op de lange termijn een beperkte rol, omdat daar steeds meer alternatieven komen. Voor de korte termijn voorziet de SER een rol als overbruggingsoplossing voor lastig te verduurzamen sectoren, zoals zwaar wegtransport, lucht- en scheepvaart. Laagwaardige toepassingen daarentegen, zoals verbranden voor elektriciteitsopwekking, warmte (lage-temperatuur) en bijmenging in brandstof voor lichte wegvoertuigen, moeten worden afgebouwd. Was het maar zo simpel.

Het biomassarapport van het PBL concludeert dat er grote overeenstemming bestaat dat het gebruik van biomassa aan duidelijke duurzaamheidscriteria moet voldoen, maar dat de inschatting hoeveel biomassa in de toekomst beschikbaar is en welke toepassingsmogelijkheden verantwoord zijn, sterk afhankelijk is van het bredere perspectief dat men hanteert. Het PBL maakt daarbij expliciet onderscheid tussen een focus op klimaat en een focus op hernieuwbare energie (met een minimale bijdrage biomassa in de energievoorziening). Het SER-advies kiest voor deze focus op hernieuwbare energie.

“We zijn inmiddels bijna vijf jaar en een belangrijke aanscherping van de klimaatgevoeligheid verder”

Een focus op klimaat betekent uiteraard dat de klimaatdoelstelling van Parijs moet worden gehaald. In 2016 concludeerde PBL dat deze doelen overeenkomen met een maximale cumulatieve emissie van ongeveer 250-400 Gigaton CO2 of 600-1200 Gt CO2 (vanaf 2015) voor respectievelijk 1,5 en 2 graden Celsius. We zijn inmiddels bijna vijf jaar en een belangrijke aanscherping van de klimaatgevoeligheid verder. Dat betekent dat het koolstofbudget voor de 1,5 graden inmiddels vrijwel nul is en voor de twee graden ongeveer vijftien jaar maal de huidige uitstoot bedraagt.

Alle mondiale 2 gradenscenario’s maken gebruik van de inzet van biomassa in de energievoorziening Dit geldt ook voor het ‘WWF 2050 Energy Report’ en het Greenpeace Advanced Energy Revolution scenario, die beide uitgaan van zeer ingrijpend beleid vanaf 2015. In het WWF-scenario gaat het om een aandeel van circa 100 EJ in het jaar 2050, in het scenario van Greenpeace om circa 80 EJ in 2050. Beide scenario’s gaan ook buitengewoon optimistisch uit van een halvering van het mondiale energieverbruik in 2050, zodat de mondiale energievraag voor ongeveer 40% wordt gedekt door biomassa. Dat is toch echt iets anders dan afbouwen.

“Waarom sluit de SER zich niet aan bij het eerder genoemde WWF-scenario?”

We zijn inmiddels een aangescherpte doelstelling en vijf jaar verder. Dat betekent dat niet alleen de inzet van biomassa nodig is om aan het Parijsakkoord te voldoen, maar ook dat op nationale, Europese en mondiale schaal ook omvangrijke hoeveelheden negatieve emissies noodzakelijk zijn. De combinatie van biomassa plus CO2-afvang en -opslag is daarbij een belangrijke optie. De aanscherping van de mondiale klimaatdoelstelling is om ook voor Nederland belangrijke redenen gekozen. Met name de nieuwe inzichten over zeespiegelstijging hebben in 2015 bijgedragen aan aanscherping van de doelstelling. Hoewel er nog veel onzekerheden zijn over het smelten van de ijskappen van Groenland en delen van Antarctica, is er een reële kans dat het punt waarop deze smelt onvermijdelijk wordt, met op termijn 10–20 meter zeespiegelstijging als gevolg, onder de 2 graden ligt.

Er is maar één conclusie mogelijk: het biomassa-advies van de SER miskent de urgentie van de klimaatproblematiek. Het uitgangspunt van het SER-advies dat biomassa schaars is en zo hoogwaardig mogelijk moet worden toegepast, is natuurlijk prima. De vraag daarbij is natuurlijk wel hoe schaars biomassa is, hoe omvangrijk de markt is voor hoogwaardige toepassingen van nieuwe biogrondstoffen thans en in 2030 en 2050 is en welke reststromen daarbij ontstaan. Helaas gaat het advies niet in op de vraag hoeveel biogrondstoffen er in 2040-2050 beschikbaar zouden kunnen komen wanneer mondiaal beleid wordt ingezet dat dit op duurzame wijze bevordert. Waarom sluit de SER zich niet aan bij het eerder genoemde WWF-scenario van 100 EJ in 2050, ongeveer 20% van het huidige mondiale energieverbruik. Het SER-advies is onduidelijk over de omvang van de markt voor hoogwaardige toepassingen in 2030 en 2050. Het is belangrijk hier meer zicht op te krijgen, ook in het licht van het streven naar een circulaire economie, gericht op het stimuleren van materiaalbesparing, materiaal-efficiency, recycling en cascadering. Het SER-advies blijft bovendien onduidelijk hoeveel reststromen biomassa er als functie van de tijd ontstaan en hoogwaardig toegepast kunnen worden.

“Het is logisch om de komende jaren door te gaan met de inzet van houtige biomassa”

Laat ik als voorbeeld noemen de inzet van biomassa in de warmtevoorziening. De SER pleit voor een geleidelijke afbouw van verbranding van houtige biomassa voor verwarming. Ze noemt daarbij geen termijnen, maar verwijst naar het Warmtepact van milieuorganisaties en warmtebedrijven waarin wordt gesteld dat warmtenetten noodzakelijk zijn voor de verduurzaming van de warmtevraag, dat de inzet van biomassa de komende jaren nog hard nodig is en dat na 2040 houtige biomassa alleen nog mag worden ingezet voor de piekvraag. Dit lijkt mij een zinvolle benadering. De belangrijkste alternatieven, zoals geothermie en aquathermie zijn op dit moment nog nauwelijks beschikbaar en ook over de duurzaamheid van deze alternatieven bestaan vragen. Bovendien geldt dat bij de inzet van deze alternatieven een oplossing moet worden gevonden voor de piekvraag aan warmte, die ongeveer 25% bedraagt. Het is logisch om de komende jaren door te gaan met de inzet van houtige biomassa binnen strenge duurzaamheidsvoorwaarden en met strenge emissie-eisen, en deze warmtecentrales te zijner tijd te benutten voor de pieklast.

Het gevolg van het SER-advies is dat op veel plaatsen een negatieve houding ten opzichte van biomassacentrales is ontstaan en dat ontwikkelingen op dit terrein worden stopgezet. In deze centrale worden houtige reststromen verbrand, die niet kunnen worden gerecycled of voor bijvoorbeeld geschikt zijn om spaanplaat te maken. Volgens de Routekaart Nationale Biogrondstoffen die ook afgelopen juni in het kader van het Klimaatakkoord is verschenen, is in Nederland 0,78 Megaton beschikbaar. Ongeveer de helft daarvan gaat nu naar kleinschalige centrales in Nederland voor de opwekking van vooral warmte. Er is nog 0,41 Mton beschikbaar te maken. Daarnaast is 0,69 Mton nu niet beschikbaar omdat deze stroom als haardhout wordt gebruikt door particulieren. 0,41 Mton komt overeen met ruim 7 PetaJoule. Dat is een waardevolle hoeveelheid als we ons realiseren dat in het Klimaatakkoord is afgesproken om 40 PJ extra warmtenetten te realiseren (goed voor ruim 700.000 woningen). Het is een optie die nu beschikbaar is en op termijn een substantieel deel van de piekvraag op kan vangen. En het kan het dubbele worden als we de verspilling in open haarden durven aan te pakken.

Sible Schöne

Sible Schöne is Adviseur van HIER.