Nederland wil in 2050 nagenoeg CO2-neutraal zijn. De weg naar dat einddoel is lang en complex. Onderweg moeten we zorgen dat we op koers liggen en de juiste dingen doen. Indien nodig moeten we bijsturen. We moeten kansen pakken en tegenvallers compenseren. Goede stuurinformatie is daarbij essentieel. Naast een helder zicht op het einddoel. Helaas mankeert er daar nogal aan.
In de eerste plaats het einddoel. We maken klimaatplannen voor 2030 zonder toekomstvisie voor 2050. Daardoor weten we niet of we in 2030 op koers liggen. Tussen 2030 en 2050 zit slechts twintig jaar. Wanneer we in 2030 niet in de startblokken staan, dan wordt de sprint naar 2050 een kansloze missie. Het argument dat we ergens niet aan moeten beginnen “omdat het in 2030 geen CO2-zoden aan de dijk zet”, is volkomen misplaatst. We moeten naar 2050 kijken, niet naar 2030.
“Kan het effectiever? Niemand die het weet”
In de tweede plaats onze inspanningen. Kan het effectiever? Niemand die het weet. In de media verschijnen uiteenlopende visies. Gewoonlijk op onderdelen. Het totale beeld ontbreekt. Een beruchte omissie is de netwerkinfrastructuur. Dus schrikken we als TenneT aangeeft in 10 jaar 35 miljard euro (1/3 in Nederland) te moeten uitgeven als regionale netbeheerders niet tijdig zonneweides aan kunnen sluiten. Hadden we dat niet kunnen voorzien?
Zelfs wat de maatregelen vanwege de energietransitie tot nu hebben gekost weten we niet. Recent verscheen daarover een rapport van een groep journalisten. Ze becijferden een bedrag van 107 miljard euro. Hoon was hun lot. EZK schreef een Kamerbriefje waarin ze aangaf “niet erg onder de indruk te zijn”. Ik heb het rapport gelezen. Ik was wel onder de indruk. Trouwens ook over de openheid met betrekking tot de gemaakte aannamen.
Voor alle duidelijkheid: het gaat mij er niet om of die 107 miljard euro klopt. Het mag ook 80 of 140 miljard euro zijn. Echter, als je niet weet wat je beleid heeft gekost, en dit ook niet wilt weten. Hoe kun je dan weten of je effectief aan het werk bent? Daarnaast leidt dit tot allerlei speculaties over de kosten. Voor- en tegenstanders weten daar wel raad mee. De Nederlandse samenleving in verwarring achterlatend. Best opmerkelijk eigenlijk dat de Tweede Kamer klaarblijkelijk genoegen neemt met zo’n briefje. Mooi klusje voor de Algemene Rekenkamer, lijkt me.
“Onze fout is dat de CO2-uitstoot van onze consumptie vergeten”
In de derde plaats is er de meting van CO2-neutraliteit via de nationale CO2-emissie. Daarvoor zijn IPCC voorschriften. Een prima manier om te bepalen hoeveel CO2 er wereldwijd wordt uitgestoten. Maar uiterst ongelukkig om er nationaal klimaatbeleid op te baseren. Zo ontbreekt kerosine voor vliegtuigen. Ook de stookolie voor de internationale scheepvaart telt niet mee. Eveneens valt de CO2-emissie uit biomassaverbranding buiten de definitie. Dat zijn de kleinere euvels. De echte fout komt doordat we de CO2 tellen die we veroorzaken met productie en niet die door onze consumptie.
Het gevolg is dat de CO2 die wij in het buitenland veroorzaken, niet meetelt. Tegelijkertijd telt de productie in Nederland ten behoeve van het buitenland wel mee. Neem elektriciteit. De extra import van Duitse kolenstroom leidt tot een boekhoudkundige vermindering van onze CO2 voetafdruk. Hetzelfde geldt voor andere zaken. Elektronica uit China is CO2-vrij. De export van paprika’s naar Duitsland levert ons echter CO2-emissies op.
Op wereldschaal is dit geen probleem. Voor grote landen is de fout beperkt. De USA (12%), China (20%) en Rusland (25%) exporteren en importeren een relatief gering deel van hun binnenlands product. Dat geldt ook voor de EU28 (12%). Duitsland zit echter al op 45% import/export en Nederland en België al op 80%. In het algemeen: naarmate het gebied kleiner wordt, wordt de CO2-definitie mee afhankelijk van grensoverschrijdende zaken. Zo is de CO2-voetafdruk van de ‘blue collar’ Rotterdammers drie keer hoger is als die van de ‘white collar’ Amsterdammers. En de inwoners van mijn Drentse dorpje zijn op papier veel klimaatvriendelijker dan de inwoners van Delfzijl. Trouwens, volgens de IPCC rekenregels is mijn huis al CO2-neutraal. Ik heb de target voor 2050 dus al gehaald en kan rustig achterover leunen.
De werkelijkheid is anders. Ik veroorzaak door mijn consumptie wel degelijk CO2. Alleen niet bij mij thuis. Wanneer ik in de supermarkt een kilo kaas koop, dan leidt dat ergens in de wereld tot CO2. Voor het klimaat maakt het niet uit waar dat gebeurt.
Het CO2-rekenen vanuit productie in plaats vanuit consumptie leidt tot forse misverstanden. Recent nog verscheen er in Trouw een opiniestuk waarin werd opgeroepen het aantal koeien in Nederland te verminderen. Fout. Minder koeien in Nederland helpt het klimaat niet. Minder kaas eten helpt wel. Evenzo draagt sluiting van Tata Steel slechts bij aan de vermindering van onze nationale CO2. Het verminderen van onze staalconsumptie helpt wel, ongeacht waar dat staal ook wordt geproduceerd.
“Iedereen mag fijn vliegen en kaas eten, hooguit komt er belasting bij”
Generiek leidt beleid op basis van nationale CO2-emissies er toe dat we de neiging hebben industriële activiteiten in te ruilen voor kantoren. Ondertussen blijven we wel industriële producten gebruiken. Dit proces wordt nog versterkt doordat het communicatief soms goed uitkomt. We hoeven onze bevolking niet te vertellen dat ze haar consumptiegedrag moeten aanpassen. Iedereen mag fijn blijven vliegen, spullen importeren en kaas eten is ook prima. Hooguit komt er een beetje belasting bij.
Deze week komt het PBL met haar analyse van het klimaatakkoord. Ik ga daarbij op drie zaken heel goed letten. In de eerste plaats: heeft zij voldoende oog voor 2050? Meer specifiek: zijn we in 2030 klaar voor de eindsprint naar 2050? In de tweede plaats: wordt de kosteneffectiviteit van het voorgestelde maatregelenpakket onderzocht en zijn er voorstellen voor optimalisatie? In de derde plaats: beoordeelt het PBL de klimaatvoorstellen niet alleen op effectiviteit jegens de nationale CO2-emissiedoel, maar ook jegens hun bijdrage aan de terugdringing van de wereldwijde CO2-emissies? Ik ben benieuwd. U ook?