Voordat de energietransitie succesvol is afgerond, zullen er nog heel wat investeringen in de energiesector moeten worden gedaan. Nu staan investeerders, beleggers en financiële instellingen in de rij om investeringen te kunnen doen in duurzame energie, in energie-efficiëntie en innovatie. Aan het enthousiasme kan het dus niet liggen en ook aan geld lijkt er geen gebrek met de huidige lage rentestanden.
Tegelijk wordt de roep om juist niet meer te investeren, of te desinvesteren, in sommige andere delen van de energiesector steeds sterker. Deze divestment-beweging richt zich op het terugdringen van investeringen in de winning en het gebruik van fossiele brandstoffen zoals kolen, olie en gas. Enkele grote beleggers eisen meer actie van Internationale Oliemaatschappijen (IOC’s). Zij dienen de financiële risico’s van klimaatverandering in kaart te brengen en hun investeringen verder in lijn te brengen met de Parijs klimaatdoelstellingen.
“Angst voor financiële risico’s als gevolg van klimaatverandering is niet nieuw”
De angst voor financiële risico’s als gevolg van klimaatverandering - bijvoorbeeld in de vorm van gestrand vermogen - en de benodigde energietransitie is niet nieuw. Eerder zagen we al rapporten van de ECB, de Bank of England en De Nederlandsche Bank (DNB) die ook waarschuwden voor mogelijke financiële risico’s als de energietransitie gepaard gaat met schoksgewijze veranderingen. Eerder schreef ik daar al over in mijn column “De Carbon Bubble bestaat helemaal niet”.
De reële economie is voorlopig nog sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen; vooral van olie en gas. Voor de winning hiervan zijn nog steeds aanzienlijke investeringen en financiering nodig. En ook hierbij zien we toenemende risico’s, niet alleen financiële, maar vooral ook voor de leveringszekerheid van deze grondstoffen en daarmee de mogelijke negatieve gevolgen voor de economie. De vraag is nu of deze economische risico’s van het (te snel) afremmen van investeringen in olie en gas niet onderschat worden. Ik noem een aantal punten met betrekking tot het inschatten van deze risico’s.
“Transitie van vraag naar energie gaat mogelijk minder snel dan aanpassing van aanbod”
Om de Parijs klimaatdoelstellingen te halen, zal het gebruik van fossiele brandstoffen uiteindelijk steeds verder moeten afnemen. Tegelijkertijd zien we dat op grote delen van de wereld mensen kampen met energiearmoede. Mede door stijgende welvaart zal de mondiale energiebehoefte steeds verder toenemen. Deels zal dit worden ingevuld met duurzame energie, deels met fossiele brandstoffen. De mondiale vraag naar fossiele brandstoffen zal daarom eerst nog verder toenemen, vooral in opkomende landen. Maar met dalende investeringen en een stijgende vraag wordt het steeds moeilijker om op de middellange termijn aan de wereldwijde behoefte van olie en gas te kunnen blijven voldoen.
De transitie van de vraag naar energie gaat zo mogelijk minder snel dan de aanpassingen van het aanbod. Hierdoor kunnen investeringen in olie- en gaswinning te snel dalen. Dit kan niet alleen leiden tot tekorten aan olie en gas, maar ook tot een verlies van kennis op het gebied van geologie en kunde van het boren, zeker in regio’s die voorop willen lopen bij de energietransitie. Beide zijn niet alleen belangrijk voor de winning van olie en gas, maar ook voor bijvoorbeeld het vergroten van het aandeel geothermie in de energiemix.
“Internationale energiereuzen kunnen snelle draai maken”
De oproep om minder in de winning van olie en gas te investeren om financiële risico’s te beperken is vooral gericht aan de eerder genoemde IOC’s. Deze beursgenoteerde internationale energiereuzen zijn in meer of mindere mate al bezig met de transitie richting een andere, meer duurzame energiemix. De vaak gehoorde vrees is echter dat zij deze draai niet snel genoeg maken. Kenmerkend voor dit soort bedrijven is echter dat de meeste van hen in een relatief korte periode van slechts 6-8 jaar een stevige draai in hun portefeuille kunnen maken. Met andere woorden, zij kunnen zich snel aanpassen aan de behoefte van de eindgebruiker.
Dit is mogelijk doordat veel van hun grondstofreserves in de afgelopen jaren zijn afgebouwd. Zo’n 90% van de huidige mondiale olie- en gasreserves staan in de boeken bij de niet-beursgenoteerde Nationale Oliemaatschappijen (NOC’s). Indien er op termijn reserves stranden, zullen de financiële risico’s voor beleggers en investeerders daarom ook wellicht minder groot zijn dan nu wordt gevreesd. Dat doet niets af aan het feit dat landen die eigenaar zijn van deze NOC’s met deze reserves er wel degelijk financieel op achteruit kunnen gaan, met alle indirecte gevolgen van dien.
“Marginale olievaten leiden tot sterke prijsstijgingen”
Kleine tekorten kunnen in de huidige marktomstandigheden leiden tot sterke prijsstijgingen. En de prijsstijgingen van deze zogenaamde marginale vaten olie hebben economische gevolgen. Een bekende vuistregel is dat een olieprijsstijging van 10 dollar leidt tot ongeveer 0,2% minder economische groei, en een stijging van 0,1-0,2% meer inflatie. Nu is een prijsstijging van 10 of 20 dollar geen probleem aangezien de economie, en daarmee de eindconsument, dat goed kan dragen. Maar mocht door een gebrek aan investeringen de tekorten dusdanig oplopen dat de olieprijs stijgt tot een niet ondenkbaar niveau van bijvoorbeeld 146 dollar, het record uit 2008, dan zou dat de economische groei kunnen afremmen met ruim 1,5%. Dit zou betekenen dat consumenten aanzienlijk meer geld kwijt zouden zijn aan olie-gerelateerde producten (brandstof, plastic, kleding, enzovoort). Geld dat dan niet aan andere consumptiegoederen besteed kan worden.
Een hogere prijs voor olie zou de economische haalbaarheid van duurzame oplossingen moeten vergroten, maar komt ook met economische bijeffecten. Het hebben van minder financiële mogelijkheden als gevolg van die hoge olieprijs kan leiden tot een daling van de investeringen in duurzame oplossingen. Daarom pleit ik voor gepaste en beheerste aanpassingen van de investeringen in de energiesector. Dit geldt voor zowel de duurzame energie (gestaag meer investeringen) als aan de fossiele kant van de mix (geremd afbouwen van investeringen in volgorde van carbon intensiteit).