Zoeken

Energie in gebouwde omgeving quoteren of beprijzen

Auteur

Jan Paul van Soest

"Slappe akkoorden en convenanten werken niet"

Sommigen weten het nog: toenmalig premier Den Uyl die tijdens de oliecrisis van 1973 opriep de gordijnen te sluiten en met een zorgelijk gezicht verklaarde dat het nooit meer zou worden zoals het was. Sindsdien wordt er geknobbeld op manieren om de gebouwde omgeving energiezuiniger te maken. Er is een bonte stoet aan plannen en maatregelen voorbijgetrokken, uiteenlopend van softe convenanten en akkoorden met lagere overheden via task-forces en stuurgroepen, tot en met normstelling, verplichtingen en heffingen. Ze zijn afkomstig van overheden, bouw- en installatiebedrijven, milieuorganisaties, woningbouwcorporaties, Europa, of van coalities van twee of meer van deze organisaties.

De nieuwbouw is er de in de afgelopen jaren flink zuiniger op geworden, maar de bestaande bouw blijft problematisch. Voor veel huishoudens is de energierekening een forse last. Dat alleen al is een reden om effectieve beleidsmaatregelen te zoeken.

Een relatief nieuwe loot aan de stam, het energielabel voor woningen, is al een tijd onderwerp van een felle discussie. In november vorig jaar verwierp de Tweede Kamer het wetsvoorstel ‘kenbaarheid energieprestatie gebouwen' dat regelde dat huizen zonder zo'n label niet meer mochten worden verkocht. Nou ja, wie geeft een wetsvoorstel dan ook zo'n malle titel. Nu blijft ook het energielabel voorlopig een soft instrument.

De weerstand in de Kamer is overigens wel te begrijpen. Het label zet op zichzelf niet tot energiebesparing aan; wie een huis met een F- of G-label koopt (energetisch slecht) kan gewoon in een nieuwe keuken of badkamer investeren in plaats van in isolatie. En hoe betrouwbaar is zo'n label eigenlijk?

De opstelling van de Tweede Kamer is een goede aanleiding het energiebeleid voor de gebouwde omgeving flink op de schop te nemen. Uitgangspunt is het inzicht dat er uiteindelijk maar twee soorten effectieve instrumenten zijn: quoteren of beprijzen. Een quotum legt een maximaal volume vast (CO2, of MJ energie) dat mag worden uitgestoten of verbruikt. De prijs is een resultante. Bij beprijzen is het omgekeerd: dan wordt de prijs (een heffing, een belasting) vastgelegd, en wat resulteert is een volume, de CO2 die dan de facto wordt uitgestoten of de energiehoeveelheid die de facto wordt verbruikt.

Voor beide benaderingen zijn al eerder plannen uitgewerkt. In 2002 kwam de toenmalige commissie-Vogtländer met het idee de gebouwde omgeving onder een CO2-plafond te brengen. Niet door elk huisje aan de emissiehandel mee te laten doen, maar door CO2-rechten upstream neer te leggen, bij de bedrijven die gas en warmte aan de gebouwde omgeving leveren. Voor elektriciteit werkt het al zo. Ook CE Delft heeft herhaaldelijk, onder meer in het ambitieuze Green4Sure-plan, vormen van quotering voorgesteld.

Ideeën voor beprijzing van energie voor de gebouwde omgeving zijn al zo oud als de weg naar Kralingen. Begin jaren '90 vonden er stevige debatten over plaats, met vergelijkbare argumenten als nu spelen: hoe reageren de consumenten uiteindelijk, en hoe zorgen we ervoor dat de arme kant van Nederland niet door een hogere energierekening nog verder in de problemen komt. Door een constructieve opstelling van veel betrokkenen, waaronder letterlijk De Arme Kant van Nederland, ontstond draagvlak voor een regulerende energieheffing waarvan de opbrengst zo werd teruggesluisd dat de lagere inkomens er gemiddeld niet op achteruitgingen, maar wel een besparingsprikkel aan den lijve voelden.

Dat al die slappe akkoorden en convenanten niet werken, dat weten we nu wel. Daarom: van tweeën één, u zegt het maar. Stel ofwel een quotum in, ofwel verhoog de prijs van energie, en gebruik de opbrengsten voor algemene terugsluizing en/of voor financiering van besparing. Voor elk van beide is wel wat te zeggen. En ook tegen elk van beide. Maar tegen alle pogingen tot vrijwillige en microsturing in de gebouwde omgeving is nog veel méér te zeggen. Weeg af en kies: quoteren of beprijzen. En anders maar helemaal niets, tot de tijd echt rijp is voor effectieve sturing.

Jan Paul van Soest, partner De Gemeynt (met dank aan collega Hans Warmenhoven voor voorbereidend uitzoekwerk).

Volg Energiepodium op Twitter: @energiepodium

Jan Paul van Soest

Jan Paul van Soest is partner bij De Gemeynt, samenwerkingsverband van adviseurs, denkers en entrepreneurs, zie www.gemeynt.nl