Zoeken

Frans klimaatbeleid: veel ambitie, minder uitvoering – maar ook minder gas

Auteur

Pieter Boot

In aanloop naar de Franse presidentsverkiezingen en met de oorlog in Oekraīne, belicht Pieter Boot de energietransitie in Frankrijk en de rol die elektriciteit en aardgas daarin spelen.

Over ruim een maand is de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen. Klimaat en energie spelen daarin geen grote rol, maar het is toch een mooi moment om te zien wat er de afgelopen zes jaar in het tweede land van de Europese Unie tot stand is gebracht. Ook kunnen we, in het licht van de Russische inval in de Oekraïne, een blik werpen op het gasverbruik in relatie tot dat in Nederland.

Als gastheer van de klimaatconferentie van Parijs van december 2015 had Frankrijk zijn beleid goed voorbereid. Als een van de eerste landen had het een meerjarenstrategie ontwikkeld gericht op lage koolstofemissies in 2050. Na deze conferentie is een netto-nulemissiedoel ook wettelijk vastgelegd. De huidige president Macron begon ook voortvarend met de uitvoering van het beleid van zijn voorganger Hollande, maar struikelde over de ‘gele hesjes’. Hollande had wettelijk laten vastleggen dat de CO2-prijs in het transport en de gebouwde omgeving jaarlijks zou toenemen. Uitvoering van dat voornemen leidde tot protesten inzake de prijs voor motorbrandstoffen. Macron zag zich gedwongen het te schrappen. De protesten leidden ook tot de invoering van een Burgerpanel dat voorstellen voor nieuw klimaatbeleid kon doen. Hoewel Macron zich hier persoonlijk voor inzette en deze zijn uitgemond in nieuwe wetgeving overheerst ook hier bij de deelnemers teleurstelling omdat men er nog meer van had verwacht. Een voorbeeld van deze wetgeving is dat het vanaf 2025 verboden is om huizen met een energielabel G te verkopen, vanaf 2028 F en vanaf 2034 E. Ook zijn de eisen inzake luchtvervuiling door houtstook aangescherpt, terwijl er meer ruimte is gekomen voor regionale planning. Het noodgedwongen schrappen van de CO2-prijs leidde tot een tekort in het op emissiereductie in 2030 gerichte beleidspakket. Het nationale doel is hier dat de broeikasgasemissies 40% lager moeten zijn dan die in 1990. Enigszins vergelijkbaar met de Nederlandse Urgendazaak heeft ook de rechtbank in Parijs uitgesproken dat de Franse staat zich onvoldoende inspant om dit doel te halen. Dat was begin vorig jaar. Waarnemers stellen dat Frankrijk beter is in het bedenken van een strategie dan in resolute uitvoering daarvan.

“De toekomst van de elektriciteitsproductie is in Frankrijk hét centrale onderwerp van de energietransitie”

De Franse pers constateert dat klimaat weinig in de verkiezingsdebatten aan de orde is. Toch is de toekomst van de Franse industrie dat wel. Het draait daarbij vooral om de elektriciteitsvoorziening. Het Franse aandeel elektriciteit in het eindverbruik is groter dan dat in Nederland (25 versus 20%). Voorzien wordt dat dit richting netto-nulemissie in 2050 verder zal stijgen. Daarmee is de toekomst van de elektriciteitsproductie het centrale onderwerp van de energietransitie. Dit raakt aan de toekomst van de nucleaire industrie. President Macron heeft hier een van zijn hoofdthema’s van gemaakt en hierbij aan het eind van zijn huidige periode afstand genomen van het beleid van Hollande. Hollande had laten vastleggen dat in 2035 het aandeel kernenergie zou zijn terug gelopen van de huidige 70% van de elektriciteitsvoorziening naar 50%. Als start is de oudste kerncentrale in Fessenheim gesloten. Macron heeft die daling nu herroepen. Zijn voornemen is om 6 nieuwe grote EPR2 kerncentrales door EdF te laten bouwen en de bouw van nog eens 8 te bezien. Voor 2035 worden er niet nog 12 gesloten, maar als dat veilig mogelijk is kunnen ze een levensduurverlenging aanvragen. EdF denkt 50 miljard euro nodig te hebben om de zes centrales te bouwen. Als begin daarvan heeft de Franse staat – die ruim vier-vijfde van de aandelen EdF bezit – het eigen vermogen met 2,1 miljard versterkt. In de verkiezingsdebatten is dit geen groot twistpunt. (Extreem) linkse presidentskandidaten staan soms wat wantrouwender tegenover kernenergie, maar voorzien tegelijkertijd een nog grotere rol van de staat in EdF.

“De Franse TSO heeft uit optiek van betrouwbaarheid van het systeem en totale kosten een grote voorkeur voor een blijvend fors aandeel kernenergie”

Voor Nederlandse lezers zijn de scenario’s interessant die RTE (het Franse TenneT) heeft gemaakt over de toekomst van de Franse elektriciteitsvoorziening. Deze variëren tussen 50 en 100% hernieuwbaar opgewekte elektriciteit in 2050, met een totale elektriciteitsvraag die vrijwel altijd daalt omdat men ervan uitgaat dat efficiencyverbetering van verbruik harder aantikt dan elektrificatie. Omdat de gemiddelde levensduur van de kerncentrales nu 36 jaar is en RTE zich niet kan voorstellen dat deze meer dan 60 jaar zal worden, zullen er nieuwe kerncentrales nodig zijn. RTE heeft uit optiek van betrouwbaarheid van het systeem en totale kosten een grote voorkeur voor een blijvend fors aandeel kernenergie. Een systeem met 100% hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zou – bij allerlei veronderstellingen - ordegrootte 71–80 miljard euro per jaar kosten, met een fors aandeel kernenergie 59-66 miljard euro. Oorzaak van dit verschil is de sterkere toename van de netten bij alleen hernieuwbare elektriciteit, alsmede veel hogere kosten voor flexibiliteit. Men rekent er daarbij niet per se op dat kerncentrales veel goedkoper zullen worden dan degene die nu in Flamanville wordt gebouwd. Door een staatsgeleide aanpak zullen wel de financieringskosten voor EdF lager worden (maar neemt de gemeenschap die over).

“Het is makkelijker mee te liften op een Franse aanpak dan als klein land zelf iets te verzinnen”

Een wat groter aandeel elektriciteit in het finale verbruik en meer kernenergie in de opwekking daarvan zorgt ervoor dat de energievoorziening van Frankrijk er anders uitziet dan die van Nederland. In 2019 was het aandeel van kernenergie plus hernieuwbaar in het Franse primaire energieverbruik 52%, tegen een aandeel van aardgas van 14%. In Nederland was dat van hernieuwbaar plus kern 8%, en van aardgas 40%. Het aandeel import uit Rusland is in Nederland ook fors groter dan in Frankrijk. Kern en hernieuwbaar zijn in veel sterkere mate nationaal op te wekken. Betekenisvol is dat de Duitse minister van Financiën, die altijd nogal sceptisch was over uitbreiding van hernieuwbare energie, nu van hernieuwbare ‘vrijheidsenergie’ spreekt. Een Franse politicus zou hetzelfde over kernenergie kunnen zeggen. Duidelijk is dat Nederland hier nog een langere weg te gaan heeft om een op menselijke waardigheid gericht energiebeleid en nulemissie klimaatbeleid meer in lijn met elkaar te brengen. ‘Van het aardgas af’ heeft een nieuwe dimensie gekregen. In Nederland wordt een aandeel van 75% hernieuwbare elektriciteit in 2030 voorzien. Omdat in het Nederlandse beleid ook belangstelling is voor de bouw van kerncentrales is daarbij van belang wat er feitelijk in Frankrijk zal gebeuren. Het is immers makkelijker mee te liften op een Franse aanpak dan als klein land zelf iets te verzinnen. Laten we het debat in Parijs met belangstelling volgen.

Pieter Boot

Pieter Boot is verbonden aan het CIEP en was sectorhoofd bij het PBL