Nadat de Duitse de Bondsdag met strengere klimaatdoelen had ingestemd, vond milieuminister Schulze dat, alles samenvattend, een teken van 'Generationsgerechtigkeit’, gerechtigheid voor de volgende generaties. In Nederland hebben we de Jonge Klimaatbeweging, met een actief programma dat politici weet te bereiken. Maar de generatiegerechtigheid is In Nederland niet echt ingeburgerd. Is dat terecht?
In een eerdere column heb ik al aangegeven hoe de Duitse regering, na een uitspraak van het Constitutioneel Hof, de vlucht naar voren insloeg door de klimaatdoelen aan te scherpen. Op 29 april stelde het Constitutioneel Hof, dat wetten aan de Duitse grondwet toetst, dat het in strijd is met de grondwet dat in de klimaatwet doeltreffende maatregelen voor de periode na 2030 ontbreken. Dit naar aanleiding van een zaak die jonge aanklagers hadden aangespannen tegen de Duitse overheid. Als de afstand tussen het voor 2030 gestelde doel en het netto-nul emissiedoel voor 2050 te groot is, zal het heel ingrijpende maatregelen vergen om die te overbruggen, stelt het Hof. Feitelijk zal dit de vrijheden van de jonge aanklagers inperken, en dat is in strijd met de Grondwet. De regering reageerde hierop door de doelen voor 2030 aan te scherpen. De Bondsdag nam deze aanscherping in zijn laatste zitting in juni aan. In 2030 moeten de broeikasgasemissies met 65% zijn gereduceerd, in 2040 met 88 en in 2045 met 100%. In het parlementaire debat steunden de regeringspartijen het regeringsvoorstel. De Groene oppositie vond het te weinig, de linkse oppositie vond dat er meer in de verkeerssector had moeten gebeuren, de liberalen vonden dat de afstemming met Europa beter had gemoeten en de populistische AfD vond het hele klimaatprobleem onzin. Voor geen enkele partij was een hoofdpunt dat zelfs het eerdere doel van 55% reductie nog niet volledig van beleid is voorzien. In de Duitse Klimaatwet zijn voor 2030 de reductiedoelen ook per sector vastgelegd. Het grootste deel van de extra reductie komt er bij in de elektriciteitsvoorziening en de industrie, fors wat in het verkeer en weinig in de gebouwde omgeving en landbouw. Parallel aan het wetspakket werd een investeringsimpuls van ruim 8 miljard euro vastgesteld, die door de nieuwe Bondsdag na de verkiezingen van september bekrachtigd moet worden. Het leeuwendeel hiervan gaat naar efficiencyverbetering van de gebouwde omgeving. Kortom: aangescherpte wettelijke doelen om generatiegerechtigheid te realiseren, zelfs per sector, zonder een doorgerekend beeld hoe die doelen precies bereikt kunnen worden.
“Over het belang van klimaatbeleid zijn de burgers van beide landen het ongeveer eens.”
Voor zover ik kan nagaan wordt in Nederland niet van generatiegerechtigheid gesproken. Het klinkt voor velen van ons wellicht wat vaag. De Jonge Klimaatbeweging spreekt van klimaatrechtvaardigheid. Maar zoals een collega van het PBL bij zijn pensionering opmerkte: Zijn kleinkinderen zullen bij normale levensverwachting voorbij het jaar 2100 leven. Dan wordt het heel concreet. De meeste Nederlandse politieke partijen zouden verder niet akkoord gaan met een beleidspakket dat niet is doorgerekend. Zouden we niet over generatiegerechtigheid spreken omdat Nederlanders zo anders over klimaatbeleid denken dan Duitsers, of omdat het niet bij ons zou passen?
De Europese Commissie geeft om het jaar inzicht in hoe in de lidstaten over klimaat en klimaatbeleid wordt gedacht. Europeanen vinden dit belangrijk. In de laatste enquête, die van april 2019, vonden zowel Duitsers als Nederlanders dit het zwaarst wegende wereldprobleem, belangrijker dan bijvoorbeeld hongersnood of terrorisme. Duitsers vinden het nog iets vaker zeer ernstig: 81 tegen 74%. Maar Nederlanders vinden vaker dan Duitsers dat de nationale overheid hier iets aan moet doen (71 tegen 51%), net als industrie en bedrijfsleven (67 tegen 62%) en mensen zelf (60 versus 48%). Duitsers hebben daarentegen iets meer vertrouwen in klimaatbeleid van gemeenten en provincies/deelstaten (35 tegen 29%). Nederlanders en Duitsers denken ook vrijwel hetzelfde over de vraag of Europa in 2050 geen netto broeikasgasemissies meer mag hebben: 54% is het daar in Duitsland zeer mee eens, 58% in Nederland, en 37 versus 34% een beetje. Over het belang van klimaatbeleid zijn de burgers van beide landen het ongeveer eens.
“Gerechtigheid voor volgende generaties past uitstekend bij onze gewenste nationale identiteit”
Zou het idee van zorg voor volgende generaties dan niet bij Nederland passen? Ook daar is over nagedacht. In een zeer lezenswaardige recente studie heeft Will Tiemeijer van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zich het hoofd gebroken over onze nationale identiteit. Hij beargumenteert dat de opbrengst van het debat hierover bijna altijd teleurstellend is. Het is beter, stelt hij, ons te focussen op de gewenste nationale identiteit. Wie of wat willen wij zijn? Tiemeijer suggereert daarvoor vier elementen. In ons gewenste nationale beeld is er sprake van Nederlanders die de Nederlandse taal voldoende beheersen, die zorgen voor de fysieke leefomgeving in brede zin (dijken bouw je niet in je eentje), die rekening houden met elkaar (we zijn een vol land) en die een bijdrage leveren aan de samenleving (betaald, door belasting te betalen, door vrijwilligerswerk of het opvoeden van nieuwe generaties). Kortom, gerechtigheid voor volgende generaties past uitstekend bij onze gewenste nationale identiteit.
Het belangrijkste parlementaire debat over klimaatbeleid werd door de verantwoordelijke Duitse minister samengevat in het begrip generatiegerechtigheid. Die balt samen in verdergaande doelen zonder helderheid over hoe die bereikt kunnen worden. Nederlanders en Duitsers denken ruwweg hetzelfde over het belang van klimaatbeleid. In het gewenste nationale zelfbeeld van Nederlanders speelt aandacht voor de fysieke leefomgeving, nu en in de toekomst, een belangrijke rol. Het is tijd voor introductie van het woord generatiegerechtigheid. Maar dan met doelen die we waarmaken. In ons zelfbeeld staan Nederlanders met de voeten op de grond.