Zoeken

Haal warmtenet uit de mist

Auteur

Sible Schöne

De warmtetransitie heeft volgens Sible Schöne een sterke businesscase nodig. Hij wijst op lessen geleerd van zon en wind.

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat iedere gemeente in 2021 in een warmtetransitieplan zo’n 20% van haar wijken moet aanwijzen die uiterlijk in 2030 aardgasvrij worden. Nog vóór de ondertekening hebben VNG, IPO en de Unie van Waterschappen in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat zij dit niet kunnen waarmaken. Ze noemen het onzeker of de afgesproken 1,5 miljoen aardgasvrije woningen in 2030 gehaald worden. Ze wijzen er op dat de betaalbaarheid niet is geregeld en dat er ook onvoldoende budget is voor de uitvoering.

Over dat uitvoeringsbudget is wel enige discussie mogelijk. Er is extra geld vrijgemaakt in het Klimaatakkoord en – kwantitatief belangrijker - in het kader van het Interbestuurlijk programma is vanaf 2018 1.4 miljard per jaar vrijgemaakt o.a. voor de implementatie van het Klimaatakkoord. Het lijkt er op dat dit laatste niet is gebeurd en dat dit extra geld op is gegaan aan de forse toename van de tekorten op het sociaal domein, zoals de brief suggereert. Een begrijpelijke keuze, maar ook logisch dat het Rijk niet onmiddellijk bij wil springen.

De zorgen over de betaalbaarheid zijn in mijn ogen de kern van het probleem. Als we naar de proeftuinen kijken, zien we dat het lastig blijkt om tot een aantrekkelijke propositie voor bewoners te komen. Dat geldt het sterkst voor all electric oplossingen. Deze optie vereist een hoop maatregelen achter de meter met kosten die voor de bewoner al snel oplopen tot € 30.000 of meer. Deze optie is in feite alleen financieel aantrekkelijk te maken als er sprake is van een hoog gasverbruik van meer dan 200 euro per maand. We zien dan ook geen enkele proeftuin die kiest voor een all electric oplossing (ondanks de combinatie van proeftuinsubsidie en de subsidies op warmtepompen en isolatie). Gemeenten durven dit eenvoudigweg niet aan.

“Gemeenten durven ‘all-electric’ eenvoudigweg niet aan”

Ook bij een warmtenet, waar vrijwel alle proeftuinen voor kiezen, is het lastig om tot een aantrekkelijke propositie aan bewoners te komen. Een goede inschatting van de kosten is onzeker, omdat de ondergrond in bestaande wijken al behoorlijk vol ligt en omdat niet duidelijk is hoeveel woningen er snel kunnen worden aangesloten. Ook de lange looptijd brengt de nodige onzekerheid met zich mee, omdat all electric oplossingen en hernieuwbaar gas op termijn mogelijk aantrekkelijker zijn.

Daar komt bij dat gemeenten onvoldoende verstand hebben van de exacte kosten van warmtenetten. En dat ze enerzijds te maken hebben met marktpartijen die niet transparant willen zijn over hun business case en anderzijds met bewoners die om inzicht vragen in de kosten en niet afhankelijk willen worden van een monopolist. Iets wat met name speelt bij eigenaar-bewoners.

Dus ook bij een warmtenet heeft de gemeente over het algemeen geen overtuigend verhaal richting bewoners, met als consequentie dat ze ervoor kiest om geen harde deadline voor de afsluiting van het gasnet te noemen.

“Gemeente heeft geen overtuigend verhaal richting bewoners”

In de brief wijzen de partijen er op dat gemeenten nu bij hun keuze ‘gegijzeld’ worden door marktpartijen die feitelijk een monopolie hebben op warmtelevering en distributie. Dit verhoogt, aldus de brief, de kosten voor de samenleving vanwege rendementseisen en minder rendabele projecten zullen niet worden gerealiseerd. Om dit monopolie te doorbreken, pleiten ze voor een grotere rol van de netwerkbedrijven. Inwoners en bedrijven inclusief de industrie moeten, aldus de brief, net als bij het elektriciteits- en gasnet, kunnen rekenen op een publieke partij die zonder aanbesteding voor de aanleg en het beheer van warmte infrastructuur kan zorgen. De overheid moet daarbij ook kunnen sturen in het verlenen van vergunningen op bronnen zoals aquathermie, restwarmte, geothermie of andere technieken aan open netten.

Dit pleidooi voor open netten staat haaks op de opvatting van het Rijk, zie de brief van Wiebes van februari dit jaar, en de meeste deskundigen dat open warmtenetten – de ontkoppeling van infrastructuur en warmtelevering - in de praktijk onhaalbaar zijn. De discussie over de rol van de netwerkbedrijven bij de aanleg van warmtenetten moet worden gevoerd, maar dit is wat mij betreft niet de kern van het probleem. Dat zijn drie andere punten.

“Business case van warmtenetten moet verbeteren”

Eerste punt is dat de business case van warmtenetten moet verbeteren. De reden waarom gemeenten het niet aandurven om aardgasvrije wijken in 2030 aan te wijzen, is dat ze zich er natuurlijk verantwoordelijk voor voelen om hun bewoners een reëel, betaalbaar alternatief aan te bieden. Daarvoor is het nodig om warmtenetten aantrekkelijker te maken. De VNG wijst er terecht op dat de huidige subsidies alleen gericht zijn op individuele huiseigenaren en niet op collectieve oplossingen. Een praktische oplossing hiervoor is om ook een aansluitsubsidie op warmtenetten te geven. Bijkomende voordelen hiervan zijn meer transparantie over de kosten van warmtenetten en een sterke incentive voor bewoners om de woning aan te sluiten.

Tweede punt is dat gemeenten, met name ook gemeenteraden beter zicht krijgen op de omvang van de opgave. Deze moet leidend zijn. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat tussen nu en 2030 1.5 miljoen woningen van de 7.5 miljoen die nu stoken op aardgas, aardgasvrij moeten worden. Dat is 20% van het totaal. Na 2030 moet dit tempo verdubbelen om in 2050 klaar te zijn. In 2021 moeten gemeenten in een warmtevisie besluiten welke wijken uiterlijk in 2030 aardgasvrij worden. In de praktijk is hier nog vrijwel geen gemeente mee bezig. De meest ambitieuze gemeenten richten zich op dit moment op één of drie wijken (2 – 10% van het totaal) en hanteren 2030 niet als harde deadline. Zonder zicht op de enorme omvang van de opgave, ontstaat natuurlijk ook geen echte discussie over de uitvoeringsaspecten.

“In de praktijk werkt gezamenlijke verantwoordelijkheid niet”

Derde punt is de verbetering van de projectontwikkeling. In het Klimaatakkoord wordt gesteld dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van gebouweigenaren, netbeheerders, warmtebedrijven, gemeenten, aanbieders van verduurzamingspakketten en andere partijen. In de praktijk werkt zo’n gezamenlijke verantwoordelijkheid niet. Het is belangrijk dat gemeenten besluiten hoe een succesvol democratisch en participatief proces er uit ziet; dat ze in lijn met de wetgeving zorgen voor een transparante, non-discriminatoire en objectieve marktuitvraag; dat ze aangeven welke alternatieve beheersorganisaties voor een warmtenet denkbaar zijn; en hoe de transparantie naar bewoners toe structureel kan worden geborgd.

Een goede business case en een helder proces zijn ook noodzakelijk om de bewonersparticipatie goed te organiseren. Inmiddels zijn in een honderdtal wijken bewonersgroepen actief die samen met de gemeente hun wijk of buurt aardgasvrij willen maken. Vrijwel altijd gaat het daarbij om de aanleg van een warmtenet. Deze initiatieven komen nu door de onduidelijkheid bij gemeenten meestal in een soort mist terecht zodra moet worden gestart met de projectontwikkeling. Dat is buitengewoon jammer. We zien bij zon en wind, waar wel sprake is van een business case, dat de projectontwikkeling wel van de grond komt, omdat er voor iedereen wat in het financiële vat zit. Daar kan de warmtetransitie het nodige van leren.

Sible Schöne

Sible Schöne is Adviseur van HIER.