"Er zitten nog een paar hobbels in de weg voor biogas"
#catrinusjepma
Enkele jaren geleden golden biogas en het daarvan afgeleide groene gas (biogas dat qua druk en samenstelling geschikt gemaakt is voor invoeding in het publieke gasnet) in ons land nog als curiosa: leuk voor hobbyisten, maar geen al te serieus te nemen optie. Dat ligt nu behoorlijk anders. De gassector wil een serieus deel van het binnenlandse verbruik vervangen door groen gas (10% in 2020, daarna meer). De overheid is daar achter gaan staan evenals - in principe - de milieubeweging. Boerenorganisaties zien interessante perspectieven om - in het zicht van aflopen van de melkquota - door te groeien zonder een onoplosbaar mestprobleem. Dus het lijkt er op dat we gaan voor het stevig opvoeren van de biogasproductie. De dit jaar gestarte SDE+-regeling ter subsidiëring van de productie van duurzame energie ziet er voor boeren die willen vergisten redelijk veelbelovend uit.
Wordt biogas dus van nu af aan een succesverhaal? Voorzichtig. Er zitten nog wel een paar hobbels in de weg.
In de eerste plaats: biogas is nog wel afhankelijk van subsidie doordat de overheid de ‘onrendabele top' bijpast per kubieke meterbiogas (of bij verstroming, per kilowatt).
Maar hoe betrouwbaar is dit subsidiestelsel voor de investeerder?
Ten tweede: welke biomassa is eigenlijk beschikbaar voor biogasproductie? De milieubeweging vindt biogas uit landbouwgewassen, zoals maïs en bieten, niet groen. Voor natte gewasresten en reststromen uit de voedingsindustrie moet volgens de beweging naar meer hoogwaardige oplossingen worden gezocht. Hierdoor blijft er aan beschikbare biomassa minder dan 100 petajoule, of zo'n 5 procent van het energieverbruik, aan biomassa over. Dat is zonder invoer een serieuze begrenzing voor ons land.
Ten derde: het is niet zeker dat biogas maken altijd het beste is wat je met biomassa kunt doen. Als je de warmte goed kunt gebruiken is het ‘verstromen' van biomassa via WKK soms minstens zo rendabel. En als je de kosten per vermeden ton CO2 als uitgangspunt zou nemen, is ook niet zeker dat je altijd op biogas uitkomt. Er zijn dus concurrerende opties.
Ten vierde: wil men de stap zetten van biogas naar groen gas en dus gebruik maken van het intensieve en goedkope gastransportnet, dan moet er nog heel wat georganiseerd worden qua biogashubs. Dat is nodig om de massa te creëren die nodig is om de opwaardering rendabel te maken. Dat kan zeker, maar kost tijd, geld en organisatievermogen en mogelijk het overwinnen van publieke weerstand.
En ten slotte: stel het werkt, het groene gas wordt voldoende geproduceerd en de afzet loopt goed. Om de markt echt te laten werken, moeten vraag en aanbod fysiek worden ontkoppeld. Daarvoor moeten verhandelbare certificaten voor groen gas worden geïntroduceerd. Wat gebeurt er dan met die certificaten, vooral wanneer we die Europees gaan koppelen? Het zal toch niet zo zijn dat die certificaten allemaal voor goed geld door het buitenland worden opgekocht? Dan zouden wij uiteindelijk wel groen gas produceren, maar het niet of nauwelijks in eigen land kunnen consumeren.
Kortom, we zijn er nog niet. Maar voorlopig lijkt eigen gas minstens zo groen als dat van de buren.
Catrinus Jepma is hoogleraar Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research programma (EDGaR) en van het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.
Volg ons op Twitter: @energiepodium