Zoeken

Krijgen huishoudens straks geld om géén stroomstoring te veroorzaken?

Auteur

Sanne de Boer

Een deel van de Nederlandse huishoudens beschikt over een eigen laadpaal en/of een thuisbatterij. Hiermee kunnen ze in korte tijd veel elektriciteit afnemen van het elektriciteitsnet. In het ergste geval kan hierdoor lokaal een stroomstoring ontstaan. Netbeheerders en de politiek overwegen daarom huishoudens een financiële vergoeding te geven om géén stroomstoring te veroorzaken. Sanne de Boer beschrijft wat dat betekent voor verschillende typen huishoudens en wat de alternatieve opties zijn.

Eind 2024 reden er in Nederland ongeveer 550.000 volledig elektrische auto’s rond. Waarschijnlijk kan ongeveer 70% daarvan thuis – met een privélaadpaal – worden opgeladen. Daarnaast hebben ondertussen naar schatting 40.000 huishoudens een thuisbatterij. Deze cijfers laten zien dat Nederland midden in een energietransitie zit. Een goede zaak, al brengt deze transitie ook uitdagingen met zich mee.

Eén daarvan is dat Nederland kampt met ‘volle’ elektriciteitsnetten, ondanks dat het elektriciteitsverbruik nog niet is toegenomen. Deze netcongestieproblematiek wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat bedrijven en huishoudens steeds vaker op hetzelfde moment veel elektriciteit willen afnemen van of leveren aan het net. Je zou kunnen zeggen dat er steeds meer files staan, terwijl er niet meer auto’s rondrijden. Alleen zijn de auto’s wel veel groter dan vroeger en willen ze steeds vaker op exact hetzelfde moment de snelweg op. Dat past niet, want daar is de snelweg niet op gebouwd. Hetzelfde geldt voor het elektriciteitsnet.

In bestaande woonwijken is de elektriciteitskabel die door de straat loopt doorgaans gedimensioneerd op ongeveer 1,5 kiloWatt gelijktijdige belasting per huis.[1] Dat wil zeggen dat als er tien huizen in een straat staan, de kabel in de straat 10x1,5 = 15 kW aan kan. Daarmee kan elk huishouden tegelijkertijd 1,5 kW aan stroom afnemen of invoeden. Ter indicatie: 1,5 kW staat gelijk aan 1.500 Watt en is veel meer dan het vermogen van ledlampen (ongeveer 10 W per stuk) of een laptoplader (60 W).

Soms verbruikt een huishouden tijdelijk meer dan 1,5 kW, bijvoorbeeld wanneer de waterkoker aan staat. Zo’n apparaat kan een vermogen hebben van wel 3 kW. Maar waterkokers (en ook andere huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, stofzuigers, koelkasten et cetera) hebben dat hoge vermogen vaak maar een paar minuten achter elkaar nodig en bovendien is de kans zeer klein dat alle huishoudens in de straat precies tegelijkertijd een waterkoker aanzetten. Als één huishouden korte tijd 3 kW aan vermogen van het elektriciteitsnet afneemt en de andere negen huishoudens maar 0,5 kW, dan is de totale belasting van de kabel in de straat 7,5 kW en is er dus geen probleem.

Dat is anders bij laadpalen en thuisbatterijen. Huishoudens die in het bezit zijn van een elektrische auto én een eigen laadpaal, kunnen hun auto thuis opladen met wel 11 kW.[2] Thuisbatterijen kunnen – afhankelijk van het type en de grootte – een vermogen hebben van ongeveer 10 kW. Deze apparaten hebben dus een hoger vermogen dan ‘normale’ huishoudelijke apparaten. [3] Daar komt bij dat ze vaker dan waterkokers en stofzuigers op hetzelfde moment worden aangezet. Bijvoorbeeld aan het einde van een werkdag wanneer mensen thuiskomen en hun elektrische auto aan de oplader hangen, wanneer de dynamische elektriciteitsprijzen (prijzen die per uur verschillen) laag zijn en zowel de elektrische auto als de thuisbatterij goedkoop kunnen worden opgeladen, of wanneer een externe partij de thuisbatterij oplaadt omdat op deze manier geld kan worden verdiend op de zogenaamde onbalansmarkt. Als meerdere huishoudens in een straat een eigen laadpaal en/of thuisbatterij bezitten en als deze apparaten (deels) tegelijkertijd worden opgeladen, kan de kabel in de straat en/of het achterliggende elektriciteitshuisje worden overbelast. In het ergste geval ontstaat hierdoor lokaal een stroomstoring. Op dit moment is de kans daarop nog klein, maar hoe meer privélaadpalen en thuisbatterijen er komen, des te groter die kans.

Mogelijke oplossing: huishoudens betalen om het elektriciteitsnet niet te zwaar te belasten

Netbeheerders en de politiek zijn zich van dit risico bewust en denken na over oplossingen. Een stabiel elektriciteitssysteem dat niet veel storingen kent, is immers een primaire levensbehoefte. Daarom is het belangrijk dat huishoudens (en bedrijven) niet allemaal tegelijkertijd het elektriciteitsnet zwaar belasten. Dit kan bijvoorbeeld door bepaalde apparaten op afstand aan te sturen. In Duitsland mogen netbeheerders sinds 2024 zelf grote elektrische apparaten (van 4,2 kW of meer) bij huishoudens op afstand zachter of zelfs helemaal uitzetten als dit het laatste redmiddel is om een stroomstoring te voorkomen. Huishoudens krijgen hiervoor een vergoeding.

In Nederland is een pilot uitgevoerd waarbij niet de netbeheerder maar de energieleverancier de thuisbatterijen van haar klanten aanstuurt. De netbeheerder stuurt in dit geval een seintje naar de energieleverancier dat het elektriciteitsnet lokaal bijna wordt overbelast, waarna de leverancier de thuisbatterijen zachter of niet oplaadt. Hierdoor wordt overbelasting van het net en een eventuele stroomstoring voorkomen, maar de batterij-eigenaren lopen waarschijnlijk inkomsten mis. De netbeheerder vergoedt deze dan. In principe kan hetzelfde worden gedaan bij laadpalen.

Gevolgen van deze oplossing voor verschillende gebruikers

Het proces waarbij een netbeheerder huishoudens of bedrijven (via een derde partij) vraagt hun vraag naar of aanbod van elektriciteit tijdelijk aan te passen om op die manier overbelasting van de elektriciteitsinfrastructuur te voorkomen, heet ‘congestiemanagement’. Als betaald congestiemanagement wordt ingevoerd voor huishoudens heeft dit verschillende gevolgen voor verschillende typen huishoudens. Huishoudens die hun thuisbatterij of elektrische auto ‘slim’ willen laden en ontladen om op die manier de kosten zo laag mogelijk te houden of zelfs geld te verdienen, zullen het prettig vinden dat ze financieel worden gecompenseerd voor de beperkingen van het elektriciteitsnet. Deze beperkingen kunnen immers leiden tot hogere kosten of minder inkomsten.

Daar staat tegenover dat de meer ‘klassieke’ huishoudens die het elektriciteitsnet (nog) niet zwaarder belasten dan lange tijd gebruikelijk was, minder blij zullen zijn met een dergelijke regeling. Betaald congestiemanagement kost netbeheerders immers geld en die kosten worden verrekend via de netbeheerderstarieven. Oftewel: u en ik betalen hier allemaal aan mee.

Alternatieve oplossingen en de gevolgen voor gebruikers

Er zijn andere mogelijkheden om de kans op stroomstoringen te verkleinen of te voorkomen. Zo denkt men na over een alternatief nettariefstelsel waarbij huishoudens niet meer, zoals nu, enkel een vast bedrag per jaar betalen voor hun elektriciteitsaansluiting, maar deels gaan betalen op basis van hoeveel elektriciteit ze verbruiken en wanneer. Op drukke momenten is het tarief hoger dan op rustigere momenten. Hierdoor betalen huishoudens die het elektriciteitsnet zwaarder belasten en dus ook meer investeringskosten veroorzaken meer voor het gebruik van het elektriciteitsnet dan huishoudens die het net niet zwaar belasten. Of dit systeem daadwerkelijk wordt ingevoerd, en zo ja wanneer, is nog onzeker. En zelfs als dit systeem wordt ingevoerd, is het geen garantie dat het elektriciteitsnet lokaal niet wordt overbelast.

Een andere optie is om bepaalde apparaten zoals thuisbatterijen en laadpalen zonder vergoeding op afstand zachter of zelfs helemaal uit te zetten als dit het laatste redmiddel is om een stroomstoring te voorkomen. Voorstanders van dit idee beargumenteren dat de capaciteit van het elektriciteitsnet nu eenmaal beperkt is en dat het zaak is deze capaciteit eerlijk te verdelen. Netbeheerder Stedin gebruikt de term ‘nabuurschap’ in de context van de energietransitie. Daarmee bedoelt het bedrijf dat het elektriciteitsnet voor iedereen zonder beperkingen beschikbaar moet blijven om te voorzien in basisbehoeften zoals verwarming en verlichting. Andere toepassingen, zoals het snel laden van elektrische auto’s of energiehandel met thuisbatterijen, kunnen enkel plaatsvinden als de netcapaciteit daarvoor toereikend is en buren er geen hinder van ondervinden.

Afschakeling van apparaten zonder vergoeding is voor eigenaren van een thuisbatterij of eigen laadpaal uiteraard minder gunstig. Daar komt bij dat het erg locatie-afhankelijk is welke straten of buurten met congestieproblemen te maken krijgen. Het kan dus zijn dat huishoudens in straat X vrijwel nooit te maken krijgen met beperkingen van het lokale net, terwijl huishoudens in straat Y regelmatig hun thuisbatterij niet kunnen inzetten voor elektriciteitshandel. Dat kan een gevoel van oneerlijkheid geven. Aan de andere kant kunnen huishoudens zonder thuisbatterij en eigen laadpaal het oneerlijk vinden dat zij via hogere nettarieven indirect hun buren moeten betalen om zelf geen last te krijgen van een stroomstoring.

Grote bedrijven wel en huishoudens niet betalen voor congestiemanagement?

Voor grote bedrijven is betaald congestiemanagement al gemeengoed. Zij krijgen geld van hun netbeheerder als ze de druk op het elektriciteitsnet verlichten. Over het vergoeden van zogenoemde grootverbruikers (bedrijven met een elektriciteitsaansluiting groter dan 3x80 ampère) voor het leveren van congestiemanagementdiensten is weinig discussie. Het kan voor hen namelijk grote impact op de bedrijfsvoering hebben om het afgenomen (of ingevoede) vermogen op verzoek van de netbeheerder te verminderen. Bovendien hebben deze bedrijven meestal een contractueel recht om het elektriciteitsnet met een bepaald vermogen te belasten. Zij moeten namelijk naast een contract met een energieleverancier ook een apart transportcontract afsluiten met een netbeheerder. In dat contract spreken ze af hoeveel vermogen het bedrijf maximaal mag afnemen of invoeden. Zodra deze bedrijven meedoen aan congestiemanagement, maken ze tijdelijk geen gebruik van dit recht en in ruil daarvoor ontvangen ze een vergoeding.

Huishoudens en kleine bedrijven (samen ook wel ‘kleinverbruikers’ genoemd) hebben geen contract met hun netbeheerder waarin staat hoe zwaar ze het elektriciteitsnet maximaal mogen belasten.[4] In die zin hebben ze nergens recht op. Daarnaast is het niet de bedoeling dat het afknijpen van grote elektrische apparaten gevolgen heeft voor de normale ‘bedrijfsvoering’ van huishoudens: koelkasten, lampen, kookplaten en verwarmingsapparaten staan namelijk buiten de discussie. Deze verschillen tussen grote bedrijven aan de ene kant en huishoudens en kleine bedrijven aan de andere kant kunnen een reden zijn om verschillend beleid te hanteren en de ene groep wel te vergoeden voor congestiemanagement en de andere niet. Maar zoals eerder benoemd kleven aan het niet vergoeden van huishoudens voor het leveren van congestiemanagementdiensten ook nadelen.

Maatregelen op komst om netcongestieproblemen te verminderen, maar nu nog veel onduidelijk

Laadpalen en thuisbatterijen hebben grote vermogens en worden vaker dan waterkokers en stofzuigers op hetzelfde moment aangezet. Daardoor dreigt op bepaalde momenten overbelasting van het elektriciteitsnet, met mogelijk stroomstoringen tot gevolg. Aangezien elektriciteit een primaire behoefte is, is het onvermijdelijk dat netbeheerders, de ACM en de politiek actie ondernemen om lokale overbelasting te voorkomen. Zij hebben daarvoor verschillende opties. Welke optie zij inzetten, maakt veel uit voor het kostenplaatje van verschillende typen huishoudens. De optie om huishoudens te betalen om géén stroomstoring te veroorzaken, is bijvoorbeeld interessant voor huishoudens met een eigen laadpaal en/of thuisbatterij, maar levert wel hogere nettarieven op voor iedereen. In dit geval betalen huishoudens zonder thuisbatterij of laadpaal indirect (via de nettarieven) geld aan hun buren om te voorkomen dat zij hen in het donker zetten. De politiek zou er ook voor kunnen kiezen om netbeheerders de mogelijkheid te geven zonder financiële vergoeding zware elektrische apparaten zoals thuisbatterijen en laadpalen tijdelijk langzamer of helemaal niet op te laten laden als laatste redmiddel om een stroomstoring te voorkomen. Deze keuze kan ervoor zorgen dat huishoudens met dergelijke apparaten niet altijd op het goedkoopste moment stroom kunnen gebruiken. Dit kan weer effect hebben op bijvoorbeeld de terugverdientijd van een thuisbatterij die met name wordt ingezet om te handelen in elektriciteit.

Op dit moment is het nog onduidelijk welke maatregelen uiteindelijk worden ingevoerd. Het is in eerste instantie aan de politiek om verschillende opties tegen elkaar af te zetten voor wat betreft effectiviteit, uitvoerbaarheid en financiële gevolgen voor verschillende typen huishoudens. Huishoudens die overwegen een eigen laadpaal of thuisbatterij aan te schaffen, doen er goed aan bekend te zijn met de congestieproblematiek en de mogelijke gevolgen die deze kan hebben. Dit kan invloed hebben op hun investeringsbeslissing.


[1] Bij nieuwbouwwijken is dit tegenwoordig meer, vaak tussen de 3 en 5 kW, afhankelijk van het type wijk.

[2] Mits hun elektriciteitsaansluiting daar groot genoeg voor is. Hier is een aansluiting van minstens 3x25 ampère voor nodig.

[3] Ook warmtepompen hebben een relatief hoog elektrisch vermogen, maar met ongeveer 2 tot 5 kW is dat aanzienlijk minder dan dat van laadpalen en thuisbatterijen. Zonnepanelen kunnen ook voor dreigende overbelasting van de kabel in de straat zorgen als op een bepaald moment te veel zonnestroom wordt ingevoed op het net, maar dan vallen de omvormers van de zonnepanelen uit. Hierdoor ontstaat geen stroomstoring.

[4] Ze worden daarin enkel beperkt door de grootte van hun elektriciteitsaansluiting. Die aansluiting bedraagt doorgaans 1x35 ampère, waarbij maximaal 8 kW kan worden afgenomen of ingevoed. Tegenwoordig hebben ook steeds meer huishoudens een 3x25 ampère aansluiting waarmee maximaal 17 kW kan worden afgenomen of ingevoed. Veel meer dus dan de 1,5 kW gelijktijdig waar de kabel in de straat en het achterliggende net op zijn berekend.

Sanne de Boer

Sanne de Boer is auteur van het boek ‘De energietransitie uitgelegd’ en analist energietransitie bij RaboResearch