Een heel land radicaal laten omschakelen van de ene energiebron naar andere energiebronnen. Onder het motto ‘van het gas af’ is dat het doel van de huidige energietransitie, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het ambitieuze Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). De tijden zijn natuurlijk veranderd, maar toch is het opmerkelijk dat er zo weinig aandacht is voor de vorige energietransitie die in de jaren ‘60 zeer succesvol was. De hardnekkige weerstand ten spijt, lukte het om vrijwel alle Nederlandse huishoudens in tien jaar tijd over te laten stappen van stadsgas, kolen en petroleum naar… aardgas.
Welke factoren lagen ten grondslag aan dat succes? En wat voor lessen kunnen we ervan leren? Sven Ringelberg, strategisch adviseur duurzaamheid én publicist, schreef er een boek over: ‘De Nederlandse aardgastransitie – lessen voor de energietransitie van de 21e eeuw’. “Al tijdens mijn studie Organisatiewetenschappen aan de VU in Amsterdam was ik veel met duurzaamheid bezig”, licht hij zijn drive toe. “Daarbij gaat het me niet zozeer om de technieken, maar om de organisatie van de transitie. Het systeem erachter. De rol van de overheid. In dat verband is de aardgastransitie natuurlijk een fantastisch praktijkvoorbeeld.”
Dat het onderwerp hem na aan het hart ligt, blijkt in de woonkamer van zijn nieuwbouwwoning in Vlaardingen, waar hij samen met zijn vriendin woont: Ringelberg verzamelt onderdelen van de propagandacampagne waarmee de overheid in de jaren ‘60 alles uit de kast haalde om mensen over te halen hun woning op het aardgasnet aan te sluiten. “Kijk, deze tevreden spinnende kat moet illustreren dat er sprake is van een behaaglijk binnenklimaat. Uiteraard met dank aan aardgas. Comfort speelde een belangrijke rol in de campagnes.”
“Saillant detail is dat stadsgas ongeveer voor de helft bestond uit waterstof”
Op zijn site Transitiepaden.nl schrijft Ringelberg veel over de huidige energietransitie. Toen hij zich een keer uit nieuwsgierigheid wilde verdiepen in de Nederlandse aardgastransitie, kwam hij erachter dat daar nog nooit over was geschreven vanuit het perspectief van de gebouwde omgeving. Lachend: “Het boek dat ik wilde lezen ben ik toen zelf maar gaan schrijven, onder andere via oral history, door mensen te interviewen die er destijds nauw bij betrokken waren.”
Aardgas, ontdekte Ringelberg, werd beschouwd als een bijproduct van aardolie toen in 1959 bij Slochteren de grootste aardgasvondst uit de Nederlandse geschiedenis werd gedaan. “Naast kolen en petroleum was lokaal opgewekt en gedistribueerd stadsgas of lichtgas destijds een belangrijke energiebron,” vertelt Ringelberg. “Saillant detail is dat stadsgas ongeveer voor de helft bestond uit waterstof, dat wordt beschouwd als dé energiedrager van de toekomst, maar dat dus al heel lang bestaat.”
Toen tijdens de ‘stilte van Slochteren’ duidelijk werd hoe immens groot de aardgasvondst in Groningen was, duurde het volgens Ringelberg nog even voor ook de toepassingsmogelijkheden in de gebouwde omgeving op waarde werden geschat. “Shell zag het aanvankelijk vooral als een bulkproduct, voor de export of de opwekking van elektriciteit. Een consultant van Esso berekende echter dat je per kuub het meest aan huishoudens kon verdienen. Toen duidelijk werd dat aardgas bij de verwarming van woningen veel meer comfort bood dan bijvoorbeeld kolen en stadsgas, gaf de Tweede Kamer groen licht voor de aardgastransitie. ‘Laten we haast maken en het gas zo snel mogelijk opmaken’, valt te lezen in de Nota Inzake het Aardgas uit 1962. ‘Kernenergie komt eraan, dus je weet nooit hoe lang aardgas zijn waarde behoudt.’ Inmiddels weten we hoe het in Nederland is afgelopen met kernenergie, maar die Kamernota geeft wel aan dat ook toen al politici met 50% van de kennis 100% van de beslissingen moeten nemen.”
“Degene die zijn nek uitsteekt, is niet automatisch degene die daarvoor ook wordt beloond”
Of het meer geluk dan wijsheid was weet Ringelberg niet, hij heeft geen documentatie over een gerichte overheidsstrategie kunnen vinden, maar de aardgastransitie vond gefaseerd plaats. “Het was een soort drietrapsraket. Onder het motto ‘hoe meer u verbruikt, des te goedkoper het wordt’ werden mensen in eerste instantie gestimuleerd om niet meer op stadsgas maar op aardgas te gaan koken. Daarvoor moesten woningen worden aangesloten op het gasnet dat door heel Nederland werd aangelegd. Als dat eenmaal was gebeurd, volgde stap twee: mensen overhalen om hun kolenhaard te vervangen door een gashaard. De laatste stap was de keuze voor centrale verwarming, met radiatoren en een cv-ketel.”
Die aanpak vergde volgens Ringelberg een enorme investering in de beginfase, in een aardgasnet dat met het oog op de verwachte groei fors werd overgedimensioneerd. “Anders dan nu was de energiemarkt nog niet geliberaliseerd. Gasunie ging zowel over het transport en de opslag als de gaslevering en -handel en wist dus dat het niet alleen de risico’s en de kosten maar ook de kansen en de opbrengsten grotendeels in eigen hand had. Binnen de energiemarkt is de situatie tegenwoordig veel meer versnipperd. Degene die zijn nek uitsteekt, is niet automatisch degene die daarvoor ook wordt beloond. Die versnippering frustreert de huidige energietransitie, vinden veel deskundigen en ik kan me daar iets bij voorstellen.”
Wat aardgas destijds parten speelde was het slechte imago van stadsgas, dat als duur, vies en onveilig werd beschouwd. Ringelberg: “Een les voor nu is dat de overheid er een einddatum aan durfde te stellen. Per gemeente werd aangekondigd: vanaf die datum is er geen stadsgas meer beschikbaar en zult u elektrisch of op aardgas moeten koken. In het verlengde daarvan vind ik dat de overheid mensen tegenwoordig teveel als consument en te weinig als burger behandelt. Durf keuzes te maken en deadlines te stellen, in dit geval voor aardgas: vanaf die datum is het niet meer beschikbaar, dus zorg dat u tegen die tijd een alternatief hebt.” Anders dan vaak wordt gedacht, verliep ook de aardgastransitie volgens de auteur niet zonder slag of stoot. “Er was zelfs behoorlijk wat weerstand, ook al omdat de kolenboer een belangrijke sociale functie had. ‘Gezellige mensen stoken kolen’ was de slogan waarmee de kolenbranche het tij probeerde te keren. Tijdens de aanleg van het aardgasnet en het vervangen van apparaten werden er alleen in Amsterdam al 300 tot 500 klachten per week geregistreerd. Bijzonder is dat die niet omsloegen in een protest, in mensen die zich massaal tegen aardgas keerden. Wat daarbij ongetwijfeld meespeelde, is dat je nog geen social media had. Het belangrijkste was echter dat de verhalen van early adopters over de voordelen van aardgas als een lopend vuurtje rondgingen, te beginnen met een gasfornuis en later ook met een gashaard en centrale verwarming.”
“Het werd hip en modern om op aardgas te koken en te stoken”
Ringelberg wijst op zijn twee katten. “Via allerlei reclamecampagnes met huisdieren erin werden mensen destijds vooral ‘aardgasminded’ gemaakt door op het comfort te wijzen dat aardgas bood, vergeleken met kolen en stadsgas. De wederopbouw ging gepaard met een moderniseringsslag en aardgas paste naadloos in dat plaatje. Het werd hip en modern om op aardgas te koken en te stoken. De overheid ging er vanuit dat gemiddeld maximaal 85% van de huishoudens op het aardgasnet zou worden aangesloten en dat kolen nog heel lang een belangrijke brandstof zou blijven. Niets was minder waar: Overtuigd door de enthousiaste verhalen van de early adopters stonden mensen in de rij om hun woning op het aardgasnet te laten aansluiten. Dat gaf status en comfort. Als ik kijk naar de huidige weerstand tegen warmtepompen, snap ik niet dat niet veel meer op het comfortaspect wordt gehamerd. Bijvoorbeeld in een campagne waarin katten of honden figureren die zelfs op een snikhete dag geen last van de warmte hebben, dankzij een woning die met behulp van een warmtepomp wordt gekoeld.”
Hoewel de kosten per huishouden soms aanzienlijk waren, wordt aardgas in financieel opzicht toch beschouwd als ‘een grote gelijkmaker’. Dat geldt volgens Ringelberg niet voor de huidige energietransitie. “De vergelijking is niet helemaal eerlijk, omdat er in de jaren ‘60 razendsnel schaal kon worden gemaakt met één oplossing, aardgas, die daardoor snel goedkoper werd. Tegenwoordig zijn er heel veel uiteenlopende en kostbare oplossingen, die via collectieve wijkaanpakken in de praktijk worden gebracht, aan de hand van spelregels die onduidelijk zijn en regelmatig veranderen. Gevolg is dat alle oplossingen relatief duur blijven en dat je daardoor een grote groep achterblijvers dreigt te krijgen, voor wie de energietransitie een onhaalbare en onbetaalbare zaak wordt. Een grote ongelijkmaker dus.”
Voor alles vindt Ringelberg dat de overheid mensen meer als burger dan als consument moet beschouwen en duidelijke keuzes moet maken. “Dat is bijvoorbeeld in Denemarken gebeurd. Daar zette de regering na de oliecrisis in de jaren ‘70 volop in op warmtenetten. Tegelijkertijd werd aardgas een stuk duurder gemaakt. Gevolg is dat 63% van de gebouwde omgeving in Denemarken nu op een warmtenet is aangesloten.”
“Gevolg is dat Nederland nu ten opzichte van veel andere landen een forse achterstand heeft op het gebied van zonne- en windenergie”
Dat de Nederlandse overheid nooit dergelijke keuzes heeft gemaakt, valt volgens Ringelberg historisch goed te verklaren. “Je zou het een andere interpretatie van de ‘Dutch Disease’ kunnen noemen: Een mentaliteitsprobleem dat ontstaat als je plotseling een overvloed aan één bepaald soort energie hebt. Nederland heeft er al twee keer last van gehad. Eerst door de afhankelijkheid van turf in de Gouden Eeuw, waardoor steenkool later werd geadapteerd en de industriële revolutie hier later begon. En de laatste zestig jaar door de vondst van een enorme gasvoorraad, waardoor er een zekere luiheid en vooral ook wispelturigheid in het energiebeleid sloop. Gevolg is dat Nederland nu ten opzichte van veel andere landen een forse achterstand heeft op het gebied van zonne- en windenergie.”
De woning van Ringelberg is nog maar een jaar oud, maar nog wel aangesloten op het aardgasnet. “Ik heb nog geprobeerd om daar verandering in te brengen, maar dat is niet gelukt. Niet veel later werd besloten om alle nieuwbouw in Nederland aardgasvrij te maken. Er werd meteen van alle kanten geroepen dat dat onmogelijk was, technisch en financieel, maar in de praktijk blijkt dat reuze mee te vallen. Dat is misschien wel de belangrijkste les van de aardgastransitie van de jaren zestig: maak als overheid keuzes en hak knopen door, dan volgt de rest vanzelf. Met vallen en opstaan, maar dat geeft niet, het belangrijkste is dat voor iedereen duidelijk is welke richting we met z’n allen op gaan. Net als in de jaren ‘60.”