Energieminister Ole Borten Moe: "Fossiele energie zo schoon mogelijk winnen"
De inzet op de ontwikkeling van duurzame energiebronnen betekent niet dat de brui moet worden gegeven aan de uitbouw van nieuwe reservoirs van aardgas en olie. Dat meent energieminister Ole Borten Moe van Noorwegen, één van de grootste fossiele brandstofproducerende landen van Europa.
Tijdens de presentatie van de resultaten van een TNS Gallup-onderzoek over de houding van de consument ten aanzien van het klimaatbeleid onderstreepte Moe dat de discussie niet dient te gaan over een ja of nee tegen de Noorse offshore sector voor gas en olie. "Het moet erover gaan hoe we het in deze sector nog beter kunnen doen, nog doelmatiger en nog milieuvriendelijker." Daarvoor zijn volgens de bewindsman twee redenen. De eerste is dat alle internationale scenario's erop wijzen dat het verbruik van fossiele brandstoffen niet zal afnemen, ondanks de groei van de duurzame energie. "Daarom moeten we fossiele energie zo schoon en effectief mogelijk proberen te winnen. We moeten ook meer gas inzetten en minder steenkool."
Bekijk hier het videoverslag van het Energiepodium Debat over het einde van goedkope energie
Betekenis
Een tweede en voor de Noren niet minder belangrijke reden is de betekenis van de offshore winning voor de samenleving. "De offshore sector is één van de grootste bedrijfstakken van het land, die werk geeft aan 50.000 mensen. Nog eens 200.000 arbeidsplaatsen zijn direct of indirect gerelateerd aan de vraag naar goederen en diensten die deze sector creëert." De grote olie- en gasvondsten die vorig jaar op het Noorse continentale plat zijn gedaan, stemmen Moe tegen deze achtergrond uiteraard buitengewoon positief. "Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat zulke vondsten niet met zich meebrengen dat we minder gaan doen aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de daarvoor noodzakelijke ontwikkeling van technologie."
Lees hier waarom de Britten spijt hebben van hun gasbeleid in het verleden
Discussie
De uitkomsten van de TNS Gallup-enquête geven niettemin aan dat de interesse van de Noorse burgers voor de klimaatproblematiek ten opzichte van eerder uitgevoerd onderzoek sterk is afgenomen. Moe: "Wat dat betreft is een dieptepunt bereikt. Dat is in het bijzonder het geval bij de jongeren. In 2009 vonden de jongeren tussen de 15 en 29 jaar het klimaat het op één na belangrijkste politieke probleem, nu is het klimaat gezakt naar de elfde plaats."
De oorzaak van deze tanende jeugdige belangstelling kan zijn dat de discussie niet goed wordt gevoerd, meent Moe. "Persoonlijk vind ik dat de klimaatdiscussie de tendens heeft om te abstract te worden. We hebben de neiging om te discussiëren over cijfers, breuken en formules. Het kan zijn dat zoiets de harten van de jeugd niet echt raakt en dat we daarom moeten overwegen hoe we de boodschap minder technisch en abstract over kunnen brengen."
Een rol speelt volgens Moe ook, dat de klimaattopconferenties in Kopenhagen en Durban niet bepaald succesvol zijn geweest, ondanks het feit dat het klimaatprobleem een globale zaak is die mondiale oplossingen vergt. "Maar afgezien daarvan geloof ik dat het er ook om draait in hoeverre iedereen zich indvidueel verantwoordelijk voelt. We moeten het gevoel hebben dat wat we zelf doen van belang is, dat het geen abstracte systemen zijn, maar dat het ons dagelijks leven aangaat. Dan hoeven goede klimaatinitiatieven niet meteen ook vervelend en moeilijk te zijn. We hoeven niet het gevoel te hebben dat het niets uitmaakt als we de verwarming in de huiskamers iets lager zetten."
Lees hier het interview met klimaatwetenschapper Klaas van Egmond over de staat van ons klimaat
Volg ons op Twitter: @energiepodium