Zoeken

Overheid zit oplossing klimaatverandering vooral in de weg

Stephan de Vries, TeldersStichting: "Langlopende exploitatiesubsidies van miljarden nemen belangrijke marktprikkels weg"

Met veel interesse heb ik het opinieartikel van Jan Paul van Soest op deze site gelezen. Hij reageert daarin op het rapport Zeker van energie. Een liberaal perspectief op het Nederlandse energiebeleid, dat onlangs is uitgebracht door de TeldersStichting, het wetenschappelijk bureau gelieerd aan de VVD. Als één van de auteurs van het rapport reageer ik graag op zijn conclusies.

Het belangrijkste punt dat Van Soest maakt is dat de "behartenswaardige ideeën die het rapport bevat stevig worden ondermijnd door een volstrekt onnodige flirt met ‘klimaatscepsis'." Van Soest geeft aan juist graag te willen lezen ‘hoe een rechtgeaarde liberaal met klimaatverandering zou omgaan als deze, en de rol van de mens hierbij, volledig wordt erkend.'

Laat ik beginnen met de opzet van ons rapport. Het is belangrijk om duidelijk voor ogen te houden dat het Nederlandse energiebeleid daarin centraal staat en niet het klimaatbeleid. Beide terreinen overlappen deels en klimaatbeleid grijpt steeds sterker in op ons energiebeleid, maar daarmee is niet gezegd dat het om één en hetzelfde gaat. In het rapport is naast de component ‘schoon' ook nadrukkelijk rekening gehouden met de betaalbaarheid en betrouwbaarheid van onze energievoorziening.

““Van Soest lijkt dergelijke kritische geluiden, die afwijken van de zogenoemde ‘consensus’, bij voorbaat uit te willen sluiten.””

Dat gezegd hebbende, speelt het klimaatvraagstuk wel degelijk een prominente rol in de aanbevelingen die in het rapport worden gedaan. De rapportages van het IPCC worden onomwonden aangehaald en geciteerd en er is gesproken met experts die nadrukkelijk te kennen gaven klimaatverandering en de energietransitie als urgente uitdagingen te zien. Tegelijkertijd laten we ook experts aan het woord die enkele vraagtekens plaatsen bij (sommige) conclusies die in de IPCC-rapportages worden getrokken. Van Soest lijkt dergelijke kritische geluiden, die afwijken van de zogenoemde ‘consensus', bij voorbaat uit te willen sluiten. De kritiek wordt afgedaan als niet-wetenschappelijk en de experts worden erg gemakkelijk weggezet als te licht bevonden. Als auteurs van het rapport hebben wij ervoor gekozen wél aandacht te besteden aan het gehele spectrum van het debat, om op die manier een balans te vinden en een eigen positie te kiezen.

Het kiezen van die lijn maakt het rapport niet ronduit klimaat sceptisch, noch omzeilen we de klimaatwetenschap. ‘Omdat klimaatverandering mogelijk vergaande gevolgen heeft en een ver reikende invloed van de mens daarop niet valt uit te sluiten, is het verstandig waar mogelijk en nuttig voorzorgsmaatregelen te treffen', luidt onze conclusie uiteindelijk, nadat we het klimaatvraagstuk in zijn volle breedte hebben besproken. Vervolgens zijn het repareren van het emissiehandelssysteem in combinatie met een belasting; het stoppen van de stapeling van klimaatdoelstellingen; en een sterke rol voor de overheid bij het energie-efficiënter maken van woningen enkele van de aanbevelingen die worden gedaan.

Zoals gezegd geeft Van Soest aan te willen lezen ‘hoe een rechtgeaarde liberaal met klimaatverandering zou omgaan als deze, en de rol van de mens hierbij, volledig wordt erkend.' Helaas voor hem zou dat verhaal niet veel afwijken van wat hij heeft gelezen in ons rapport. Liberalen trekken over het algemeen genomen niet snel de conclusie dat de staat een (zeer) sturende rol moet krijgen aangemeten. Ook waar het klimaatverandering en verduurzaming betreft geloven (klassiek-)liberalen niet in de gedachte dat de overheid de kennis in pacht heeft om ‘winnaars' te kiezen. Langlopende exploitatiesubsidies van miljarden nemen belangrijke marktprikkels weg. In potentie veelbelovende innovaties zien vervolgens het levenslicht niet, omdat ze niet passen in de plannen van de staat. De ervaring leert bovendien dat overheden relatief snel hun prioriteiten verleggen. Dat leidt vervolgens tot een inconsistent energiebeleid en onnodig hoge uitgaven.

Vandaar onze oproep het emissiehandelssysteem te repareren en zo bedrijven zelf de ruimte te geven om tot CO2-reductie te komen. Ook onze oproep ruimte te bieden aan burgers en lokale initiatieven om invulling te geven aan hun aandeel in de energietransitie en innovaties vooral aan de voorkant van het innovatieproces te stimuleren, passen in die visie. Velen kunnen niet eerder tevreden worden gesteld dan wanneer het energiebeleid zich vol op een zo snel mogelijke verduurzaming richt, ongeacht de kosten die daarmee gepaard gaan. Gedurende de gehele looptijd van de transitie is echter een betrouwbare en betaalbare energiemix nodig. Vandaar dat wij vinden dat geen enkele energievorm bij voorbaat moet worden uitgesloten. Ook kernenergie en schaliegas kunnen een stabiliserende rol spelen. Over al deze zaken kan trouwens verschillend worden gedacht binnen het liberalisme, zoals ook is gebleken uit de reacties op ons rapport. Misschien dat Van Soest voldoening vindt als hij zich in dat bredere debat verdiept.

Van Soest heeft ons rapport genuanceerder beoordeeld dan vele anderen die inderdaad veelal de kinderen met het badwater weggooien. Aan de andere kant trapt ook hij nog altijd in de val die hij nota bene aangeeft zelf te zien. Ook Van Soest verdraait onze voorzichtigheid aangaande de klimaatdiscussie tot scepsis of zelfs het negeren van de problematiek, waardoor ook hij selectief is gaan lezen. Dat is niet geheel aan ons te wijten: als we open willen discussiëren over energie- en het klimaatbeleid hebben ook diegenen die snelle verduurzaming hoog op hun lijstje hebben staan de verantwoordelijkheid te lezen wat er daadwerkelijk staat. Ook als dat tegen hun eigen wereldbeeld indruist.

Stephan de Vries is wetenschappelijk medewerker bij de TeldersStichting.