Deze column gaat niet over de totale jaaropbrengst. Die taak is aan de ACM. Deze column betreft de toerekening van de totale jaaropbrengst via tarieven aan de gebruikers.
Tarieven hebben invloed. Voor een zonnepark maakt het niet uit of de theoretische piekcapaciteit wordt gecontracteerd of een lagere waarde. Of het zonnepark in een drukke stadsregio komt of op het platteland, waar de netcapaciteit van nature beperkt is, maakt ook niet uit. Dus kwamen de meeste parken op het platteland en eigenaren claimden de piekcapaciteit. De netten raakten daardoor in no-time vol, waarna de overheid via normering moest ingrijpen: Eerst mocht nog maximaal 75% van de piekcapaciteit worden gecontracteerd, daarna nog 50% en thans is er ook nog een verbod op zonneweides. Formeel op morele gronden, maar gebrek aan netcapaciteit speelde zeker mee.
“De flatbewoner betaalt volgend jaar zo’n 200 euro teveel aan netkosten, de villabewoner misschien wel 800 euro te weinig”
Stel dat ontwikkelaars van zonneweides hadden moeten betalen naar gelang ze meer netkosten veroorzaakten en die kosten dan in hun subsidieaanvraag hadden moeten meenemen. Wedden dat ze dan met slimme oplossingen waren gekomen om netkosten te besparen? De markt faalde, zegt men nu onterecht, waarna de overheid overging tot normeren. Tot afgrijzen van dezelfde markt. Maar het was al te laat. Door de overbelaste netten kunnen ondernemingen niet verduurzamen en komt zelfs de woningbouw in de knel. Had dat niet slimmer gekund?
De theorie leert ons dat nettarieven gebaseerd moeten zijn op de netkosten die gebruikers veroorzaken. Daarmee krijgen zij immers de incentive de kosten te minimaliseren. Dat doen we nu bewust niet. Nettarieven zijn thans gericht op bevordering van marktwerking en verder zo simpel mogelijk gehouden. Dat is niet altijd eerlijk. Een flatbewoner met warmtenet betaalt nu voor het elektriciteitsnet een even grote bijdrage als een villabewoner met warmtepomp, een overmaat aan panelen op het dak en een oprit met eigen laadpaal. Terwijl de netbelasting van die laatste 5-10x groter is. De flatbewoner betaalt volgend jaar zo’n 200 euro teveel, de villabewoner misschien wel 800 euro te weinig. Opmerkelijk dat dit aspect in de verhitte discussies rond salderen onbenoemd blijft en ook niet wordt aangepakt. Het effect op de beurs van de burger zonder kans op panelen is namelijk groter dan waarover nu vaak wordt gesproken.
“Ik geef op een briefje dat het straalkachelsysteem snel populair wordt, zeker in gebieden waar warmtenetten dreigen te worden aangelegd”
De huidige nettarieven leiden tot maatschappelijk ongewenste uitkomsten. Ik noemde de zonneparken al. Voor mij persoonlijk is het bij vervanging van de cv-ketel, ook na einde salderen, financieel aantrekkelijker een elektrische warmtepomp plus een aantal straalkacheltjes te kiezen, dan een hybride variant. Het systeem met straalkacheltjes vraagt weliswaar drie keer meer capaciteit van het elektriciteitsnet. Maar daar betaal ik als consument niet voor, terwijl ik jaarlijks wel 200 euro voor het gasnet uitspaar. Ik geef op een briefje dat het straalkachelsysteem snel populair wordt, zeker in gebieden waar warmtenetten dreigen te worden aangelegd. Een relatief simpele oplossing is één vast tarief voor de totale energieaansluiting: elektriciteit, gas en warmte. Beter, maar bewerkelijker, is de tarieven voor consumenten te gaan baseren op de hoeveelheid netcapaciteit die ze benutten. Misschien toch eens over denken.
De Nederlandse industrie is misschien wel het meest de pisang zijn van het huidige systeem: het land op rood en fors stijgende tarieven. Ze heeft er dus alle belang bij te dragen aan het oplossen van problemen. Veel bedrijven zijn ook prima in staat hun stroomverbruik op zonnige uren iets te vergroten om zo het elektriciteitssysteem te ontlasten. Maar dat doen ze niet omdat dan hun individuele netwerkkosten nog meer de pan uitrijzen. U begrijpt het al: het tariefsysteem. Iets dergelijks speelt ook bij batterijen en elektrolysers. Acties die het systeem eigenlijk ontlasten, worden niet beloond en soms zelfs beboet, omdat we het kostenveroorzakingsbeginsel niet toepassen.
“Een offshore waterstofleiding is meer dan twintigmaal goedkoper dan een offshore elektriciteitskabel”
Denk ook aan groene waterstofproductie uit zeewind. Wanneer dat op zee gebeurt, spaart dat peperdure zeekabels uit. Een offshore waterstofleiding is meer dan twintigmaal goedkoper dan een offshore elektriciteitskabel. Maar investeerders op zee zien daar niets van terug. Sterker, ze moeten onder het huidige tariefsysteem zelfs een bijdrage betalen voor het gebruik van de offshore waterstofleiding, terwijl ze de zeekabel gratis ter beschikking krijgen. Gebruik makend van het huidige tarievensysteem is het trouwens nog slimmer de elektrolyser vervolgens niet aan de Nederlandse kust te bouwen, maar net over de grens in Antwerpen om de groene waterstof vervolgens in België te verkopen of terug te sluizen naar Nederland. Denk daar maar eens over na. Wanneer we de tarieven niet willen aanpassen, dan is vooraf normeren de enige oplossing. Zo zou de overheid de volgende 10 GW aan windparken kunnen gaan tenderen met slechts één 2 GW kabelverbinding naar land. We verspelen op die manier wel een deel van de inventiviteit van de markt, maar het is een betere keus dan te wachten totdat in Antwerpen de Nederlandse wind op zee naar waterstof wordt omgezet en Nederland met enorme netkosten blijft zitten.
Overigens bepleiten sommigen de uitbreiding van het elektriciteitsnet te gaan betalen vanuit de staatskas, om op die manier de netwerktarieven administratief te verlagen en onze industrie te helpen. Dat is geen gekke gedachte, maar laten we wel beseffen dat dit vergezeld moet gaan tot extra strakke sturing vanuit de overheid, want het beperkt kunstmatig de incentive van consumenten en marktpartijen zuinig met kostbare netwerkcapaciteit om te gaan. Onnodig veel extra uitbreidingen zijn het resultaat met extra hoge kosten en extra vertraging van de energietransitie als consequentie. Slimmer lijkt het me dan iets te doen aan de hoge energiebelastingen in Nederland.
“Maak in de nieuwe Energiewet het kostenveroorzakingsbeginsel het leidende beginsel voor de vaststelling van nettarieven”
Vooruit, nog een laatste voorbeeld. De splitsing van de Nederlandse stroommarkt in twee of drie biedzones. Ook hier geldt weer: Kiezen we voor optimale marktwerking en simpelheid, dus houden we vast aan één biedzone, of betrekken we hier ook andere maatschappelijke prioriteiten bij zoals de kosten van het stroomnet, de mate waarin Nederland op slot blijft, de snelheid van de energietransitie en de leveringszekerheid?
De les: ten eerste, laten we via een slim tarievenstelsel marktpartijen de juiste incentives gaan geven zodat zij met hun projecten maximale maatschappelijke waarde kan genereren. Ten tweede, laten we, als dat niet goed mogelijk is, ons daarvan bewust zijn, waardoor de overheid tijdig via normeren kan bijsturen richting het maatschappelijke optimum. Ten derde: laten we vooral niet opnieuw wachten totdat de markt door onjuiste incentives ‘gefaald heeft’, zoals bij de zonneweides. Ten vierde: maak in de nieuwe Energiewet het kostenveroorzakingsbeginsel het leidende beginsel voor de vaststelling van nettarieven.