Zoeken

Van Rio naar Bakoe en terug

Auteur

Coby van der Linde

De woestere internationale betrekkingen manifesteerden zich volgens Coby van der Linde ook tijdens de recente klimaatonderhandelingen (COP 29 Bakoe), waar de landen van het zuidelijk halfrond flinke bijstand eisten van de rijke landen en zeer teleurgesteld waren met het uiteindelijke bod van 300 miljard dollar. In de komende jaren moet worden gezocht naar meer financiën om tegemoet te komen aan deze landen om zodoende dichter bij het gevraagde bedrag van 1.300 miljard per jaar uit te komen in 2035.

Opmerkelijk is dat deze financiering, volgens de overeenkomst, door alle landen en inclusief private financiering, zou moeten worden opgebracht zonder dat daar een verplichting aan verbonden is. Het feit dat er verwezen wordt naar alle landen mag een doorbraak genoemd worden. Daarmee wordt namelijk een belangrijk bezwaar van de Verenigde Staten en wellicht andere OESO-landen kleiner gemaakt en zet de deur open voor verdere toezeggingen. De VS dringen al enige tijd aan op een verandering van de status van China als ontwikkelingsland naar een status gelijk aan de rijke landen. China verzet zich daar op allerlei manieren tegen. Uit de boosheid van de arme zuidelijke landen is op te merken dat ze vooral boos zijn over de opstelling van de OESO-landen en niet over de opstelling van China en andere kandidaten die in aanmerking komen voor een opwaardering van hun status. De diplomatieke inspanningen van China om de handen vrij te houden en zich nergens aan te verplichten, zijn niet zo harmonieus als ze willen doen voorkomen.

“In 1992 was de bijdrage van deze Annex I-landen ruim 60% aan de uitstoot van broeikasgassen. In 2024 is deze bijdrage gedaald naar 52%”

Met rijke landen wordt verwezen naar de Annex I van de VN-conventie over klimaatverandering van 1992 [spatie weg]in Rio de Janeiro (of Annex B-landen van het Kyoto Protocol uit 1997). Tot de Annex I-landen behoren de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese landen van het voormalige Oostblok (waaronder ook Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne), die tussen 1997 en 2007 de bindende verplichting op zich namen om hun broeikasgassen te verminderen vanwege de historische bijdrage aan de uitstoot. De historische verplichting van de jaren ‘90 rust nog steeds op deze landen, ondanks de veranderingen van de afgelopen twintig jaar. In 1992 was de bijdrage van deze Annex I-landen ruim 60% aan de historische uitstoot van broeikasgassen. In 2024 is deze bijdrage gedaald naar 52%. Volgens de Carbon Brief (https://www.carbonbrief.org/analysis-chinas-emissions-have-now-caused-more-global-warming-than-eu/) zullen de huidige non-Annex I landen binnen nu en zes jaar meer dan de helft van de historische uitstoot bijdragen. Deze bijdrage komt vooral voor rekening van de hogere middeninkomen landen als China. Een dergelijke verandering verklaart de roep om de verantwoordelijkheden uit te breiden en de steun aan de armere landen te verbreden.

De belangrijkste verandering is de opkomst van China. Het land heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een hoger midden-inkomensland (Wereldbank: Bruto Nationaal Product per Capita; https://datatopics.worldbank.org/world-development-indicators/the-world-by-income-and-region.html). In 2010 bereikte China deze status terwijl het land tot 1998 nog de status had van een laag of laag-inkomen land. Vanaf 1999 werkte China zich op naar de hogere-inkomensgroepen. China werd, vanwege de status in 1992 en 1997, niet opgenomen in de Annex I of B lijst en kreeg de status van ontwikkelingsland. Ter vergelijking, Oekraïne, Bulgarije en Roemenië waren langer lagere middeninkomen landen, terwijl ze wel werden opgenomen in de Annex B landengroep van het Kyoto Protocol. De Annex I (of Annex B van het Kyoto Protocol) lijst van landen speelt ook nog steeds een rol in de klimaatonderhandelingen op basis van het de overeenkomst van Parijs in 2015. Door de opkomst van vooral China schuurt deze indeling steeds meer.

“China legt inmiddels een flinke claim op het koolstofbudget en stoot momenteel verreweg het meest uit per jaar van alle landen in de wereld”

De Carbon Brief van 19 november 2024 meldde, net voorafgaand aan de start van COP 29 in Bakoe, een ander opmerkelijk feit, dat meteen werd opgepikt door de New York Times van die dag, namelijk dat de historische broeikasgassenuitstoot van China, gerekend vanaf 1850, in 2023 (=312 Gt) die van de 27 EU-lidstaten (303Gt) voorbij was gegaan. De inmiddels moeilijk gebleken discussie over historische verantwoordelijkheden bij de financiering van de energietransitie van ontwikkelingslanden komt daarmee toch in een ander daglicht te staan. Hoewel China per hoofd van de bevolking nog flink achterblijft bij de EU en de VS, kan niet ontkend worden dat de opkomst van China in de afgelopen vijfentwintig jaar gepaard is gegaan met erg veel uitstoot van broeikasgassen door de grote rol van kolen in het energiesysteem. China legt dus inmiddels een flinke claim op het koolstofbudget en stoot momenteel verreweg het meest uit per jaar van alle landen in de wereld. Ondanks de indrukwekkende uitbouw van hydro, zon, wind en nucleaire energie, zorgen kolencentrales nog steeds voor een belangrijk deel voor de stroomvoorziening in het land en daarmee de uitstoot van CO2. De voorziene snelle krimp van de bevolking door vergrijzing zal mogelijk ook de per capita uitstoot snel verhogen.

“Vermijden dat oplopende geopolitieke en economische strijd tussen VS en China multilaterale samenwerking op het gebied van klimaat verder ondergraaft”

De frustratie van de arme landen is goed te begrijpen, maar hun boosheid zou zich ook moeten richten op de onwil van China en een groep andere landen om de lasten en lusten beter te verdelen binnen het raamwerk van de klimaatonderhandelingen. De VS dringen hier al jaren op aan. De nu gevonden formulering, waarbij alle landen uitgenodigd worden bij te dragen, is een stapje vooruit. De vage omschrijving wat dan toegerekend mag worden aan klimaathulp is nog wel een punt van zorg. Het moet vermeden worden dat de oplopende geopolitieke en economische strijd tussen de VS en China de multilaterale samenwerking op het gebied van klimaat verder ondergraaft. In de volgende bijeenkomst in Rio de Janeiro (COP 30) moet men de belangrijke weg vooruit weten te vinden in deze patstelling, voor de arme landen, die niet tussen wal en schip mogen geraken, maar ook voor alle andere landen om de weg van Rio, Kyoto en Parijs te vervolgen in een wereld die er heel anders uitziet dan in het Rio van 1992.

Coby van der Linde

Coby van der Linde, senior fellow Centre for International Energy Policy (CIEP)