Zoeken

Windparken maken van Noordzee ‘de machinekamer van de energietransitie’

‘Is het te vol op de Noordzee?’ is een van de vragen die deskundigen deze week proberen te beantwoorden tijdens de door EBN georganiseerde Week van de Noordzee. Het antwoord van voorzitter Jan Vos van Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) is glashelder: nee. Met een betere samenwerking en meer regie kan volgens hem de komende decennia ruimte worden gecreëerd voor honderden extra gigawatts aan offshore windvermogen op ‘de machinekamer van de energietransitie’.

Anderhalve maand nadat Vos op 1 augustus de nieuwe voorzitter van de NWEA en daarmee het nieuwe gezicht van de windsector was geworden, besloten negen Europese Noordzeelanden die zich hebben verenigd in de North Seas Energy Cooperation, dat ze tot 2050 samen 260 gigawatt aan windvermogen op de Noordzee willen realiseren. Een paar dagen later maakte het kabinet bekend wat dat betekent voor de delen van de Noordzee waar Nederland alleen of samen met andere landen de scepter zwaait: Nieuwe windparken moeten daar in 2050 70 gigawatt aan extra windenergie opwekken, die deels wordt gebruikt voor de grootschalige productie van groene waterstof op zee. “De Noordzee is van ons allemaal”, benadrukt Vos. “Als relatief nieuwe partij heeft de windsector net zoveel recht om er te zijn als partijen die al eeuwen gebruik maken van de Noordzee, zoals de scheepvaart en de visserij. Dit regeringsbesluit onderstreept eens te meer dat we er samen uit zullen moeten komen, door intensiever samen te werken en betere afspraken te maken.”

“Als relatief nieuwe partij heeft de windsector net zoveel recht om er te zijn als partijen die al eeuwen gebruik maken van de Noordzee”

Dat lijkt geen overbodige luxe, want momenteel hebben ‘Nederlandse windmolens’ op de Noordzee een capaciteit van 6 gigawatt. In 2030 moet dat 21 gigawatt zijn, in 2040 zo’n 50 gigawatt en in 2050 dus 70 gigawatt. Denemarken, Duitsland, België en Nederland hebben bovendien afgesproken dat ze hun geplande energieknooppunten onderling gaan verbinden, wat een robuuster energiesysteem moet opleveren met windenergie en waterstof als belangrijkste pijlers. ‘Eigenlijk hebben we een Noordzee nodig die minimaal twee keer zo groot is om al onze ambities te kunnen realiseren’, verzuchtte toenmalig directeur Floris van Hest van Stichting De Noordzee jaren geleden al, maar Vos is dat niet met hem eens. “De Noordzee is groot genoeg om alle ambities te kunnen verwezenlijken, maar dan moeten we anders met de beschikbare ruimte en het huidige gebruik omgaan. Neem de scheepvaart. De manier waarop schepen op de Noordzee varen, is niet meer van deze tijd. Als in de luchtvaart dezelfde eisen en standaarden zouden worden gehanteerd als in de scheepvaart, zou er geen vliegtuig meer mogen opstijgen. ‘Als een schip op drift raakt, kan het in een windpark verzeild raken en een windmolen rammen’, is vanuit de scheepvaartsector een argument tegen meer windparken op zee. Ik zou het willen omdraaien: Voorkom dat schepen überhaupt op drift kunnen raken, door in die sector dezelfde eisen en standaarden te hanteren als in de luchtvaart.”

“De Noordzee is groot genoeg om alle ambities te kunnen verwezenlijken, maar dan moeten we anders met de beschikbare ruimte en het huidige gebruik omgaan”

Voor de bezwaren vanuit de visserijsector heeft het voormalige Tweede Kamerlid meer begrip. “Ook met het oog op de aanleg van nieuwe windparken op de Noordzee, is het heel spijtig dat de pulsvisserij sinds 2019 is verboden binnen de Europese Unie. Dergelijke innovaties maken deel uit van mijn overtuiging dat we op een andere manier moeten gaan vissen. En met anders bedoel ik: Op zo’n manier, dat er ook tussen en binnen windparken kan worden gevist, op zo’n manier dat de biodiversiteit groter is dan momenteel in bepaalde delen van de Noordzee het geval is. Ik verwacht daarbij veel van de innovatiekracht van de visserijsector. En het vraagt ook iets van de windsector. Zoals het mogelijk is om natuur-inclusieve windparken te ontwerpen, moet het ook mogelijk zijn om visserij-inclusieve windparken te ontwerpen.”

Vos verwacht niet dat offshore windparken en boortorens elkaar in de weg zullen zitten, tijdens de energietransitie waarin fossiele brandstoffen als aardgas geleidelijk plaats moeten maken voor hernieuwbare energiebronnen als zon, wind en waterstof. “Je ziet nu al dat steeds meer elektriciteit op boortorens wordt opgewekt door windmolens. Een praktisch punt is dat rond iedere boortoren een vijfmijlszone moet worden aangehouden, met het oog op de helikopters die het transport van mensen en goederen verzorgen. Zonder dat het ten koste gaat van de veiligheid, is het wenselijk om daar een drie- of zelfs tweemijlszone van te maken.”

“Zoals het mogelijk is om natuur-inclusieve windparken te ontwerpen, moet het ook mogelijk zijn om visserij-inclusieve windparken te ontwerpen”

Uiteraard kan het ruimtebeslag van nieuwe windparken worden beperkt door de capaciteit en efficiëntie van windmolens te vergroten, maar de bomen groeien daarbij volgens Vos niet oneindig tot in de hemel. “De grootste windmolens die nu op zee worden gebouwd, zijn ruim 300 meter hoog en hebben een capaciteit van 11 megawatt. Volgens experts hoort 20 tot 40 megawatt tot de mogelijkheden, maar er komt natuurlijk een moment dat het luchtverkeer er last van gaat krijgen. Voor die steeds grotere windmolens moet je ook weer steeds grotere schepen bouwen, dus ook uit het oogpunt van duurzaamheid is standaardisatie een interessante optie.”

Met het oog op de toekomstige behoefte aan duurzaam opgewekte energie, verwacht Vos niet dat met een windvermogen van 70 gigawatt wat Nederland betreft de bovengrens zal zijn bereikt op de Noordzee. “Zelfs als wordt besloten om de gezamenlijke capaciteit van offshore windparken te verhogen naar 100 gigawatt, praat je nog maar over ongeveer een derde van de verwachte energiebehoefte in 2050. Nu al is duidelijk dat Nederland er op de lange termijn niet aan ontkomt om energie te importeren.”

Op de korte termijn pleit Vos ervoor om in navolging van een buurland als Duitsland ruimer baan te geven aan ‘onshore windenergie’. Oftewel: windmolens op het land. “Hoe je het ook wendt of keert, die zijn makkelijker en sneller te realiseren dan windmolens op zee. Natuurlijk, Nederland is een dichtbevolkt land, maar er is ruimte voor minimaal 15 gigawatt aan onshore windvermogen, 9 gigawatt meer dan wat tot dusver is gerealiseerd.”

“Terwijl gasleidingen naar ons land worden opgeblazen, staren we als een konijn in de koplampen”

Door de ‘geopolitieke noodsituatie’ die is ontstaan door de oorlog in Oekraïne, kan Nederland zich volgens Vos geen lichtvaardige en afwijzende houding meer permitteren ten aanzien van windmolens op land. “Terwijl gasleidingen naar ons land worden opgeblazen, staren we als een konijn in de koplampen. Dat we ons de komende winter geen zorgen hoeven te maken over de gasvoorraad, zegt helemaal niets over de volgende winter. De tijd dringt. We moeten sneller en harder ingrijpen in het huidige energiesysteem, desnoods via een soort ‘crisis- en herstelwet op energiegebied’ die het mogelijk maakt dat het licht ook weer op groen gaat voor de bouw van windmolens op land.”

Meer informatie over de Week van de Noordzee: www.ebn.nl/events/week-van-de-noordzee/

Tekst: Cees de Geus