Ingrid Thijssen is sinds 2020 voorzitter van VNO-NCW. Haar aantreden was in menig opzicht een breuk met het verleden. De vroegere voorzitters van de werkgeversorganisatie waren zonder uitzondering heren van middelbare leeftijd. Thijssen werkte voorheen voor de Nederlandse Spoorwegen en van 2017 tot 2020 was ze CEO van netbedrijf Alliander. Het duurde niet lang voordat de nieuwe voorzitter ook inhoudelijk een stempel drukte op VNO-NCW. Het kenmerkt zich door ruime aandacht voor de brede maatschappelijke functie van het bedrijfsleven, zonder uiteraard de economische belangen uit het oog te verliezen. Die nieuwe koers, zoals VNO-NCW het zelf noemde, werd in 2021 bekend gemaakt en het Rijnlands Model 2.0 gedoopt. Energiepodium sprak met Ingrid Thijssen over de betekenis ervan, in het bijzonder voor het Nederlandse energie- en klimaatbeleid en de rol die bedrijven daarin kunnen spelen.
-De eerste keer dat we hoorden van Rijnlands Model 2.0, dacht ik: dat is verdraaid ambitieus, zo niet revolutionair voor een werkgeversorganisatie in een land dat sinds de jaren tachtig meedeint op de neoliberale golven. Overambitieus?
Thijssen: “Vooropgesteld, ik denk dat Nederland het Rijnlands model nooit volledig heeft omgewisseld voor het eenzijdige aandeelhouderskapitalisme. Het zit hier vanouds in het DNA van bedrijven dat je rekening moet houden met de belangen van alle stakeholders: medewerkers, klanten, de samenleving als geheel. De nieuwe koers is mede gebaseerd op een onderzoek van twee jaar eerder onder duizenden ondernemers. Daaruit bleek dat velen van hen extra dingen doen voor de gemeenschap waarin ze actief zijn. Ze zien ook dat het anders moet, dat ze voor hun continuïteit moeten vergroenen. Dat besef, dat je als onderneming niet alleen verantwoordelijk bent voor je core business maar daarnaast voor bredere maatschappelijke kwesties zoals duurzaamheid en inclusiviteit, hoort daarmee een van de beleidsuitgangspunten van VNO-NCW te zijn. Ik denk dat we hebben aangetoond dat het ons wat dit betreft menens is. We hebben bijvoorbeeld met een grote groep bedrijven een tax governance code opgeteld, die inhoudt dat je transparant bent over waar je belasting betaalt en hoeveel, dat je je committeert aan zowel de letter als de geest van de belastingwetgeving, dat je geen gebruik zult maken van belastingparadijzen. Dat gaat verder dan wat er ook op de wereld op dit gebied bestaat. Dus ambitieus, ja, maar het lukt.
“We hebben juist optimistische verhalen nodig die ons motiveren om de schouders eronder te zetten”
-Ik vraag het ook aangezien bedrijven, vooral beursgenoteerde bedrijven, er vaak niet aan ontkomen om zich primair te concentreren op het financieel rendement op korte termijn, omdat aandeelhouders dat nu eenmaal van hen verlangen. Dat duwt ze, juist als het om verduurzaming gaat, in een spagaat. Om ons tot de olie- en gassector te beperken: fossiel levert veel meer op dan duurzaam.
“Het is juist dat aandeelhouders uiteindelijk bepalen waarin geïnvesteerd moet worden en daardoor kan het voor een CEO echt lastig zijn om te kiezen. En toch, juist in die beursgenoteerde bedrijven gebeurt op dit moment ongelooflijk veel. Deels vanuit een interne drive en deels omdat er steeds meer instrumenten komen – wet- en regelgeving, subsidies, allerlei randvoorwaarden – waardoor ondernemingen gaan verduurzamen. Ik denk, aansluitend hierop, dat deze positieve verhalen over de energietransitie meer aandacht verdienen. Er is bijna iedere dag alleen maar negatief nieuws over het klimaat. Ik snap dat met de heftige zomer die achter ons ligt, al die natuurrampen, maar wanhoop en depressiviteit brengen ons niet verder. We hebben juist optimistische verhalen nodig die ons motiveren om de schouders eronder te zetten. Voorbeelden zijn er genoeg.”
-Om te investeren in verduurzaming is heel veel geld nodig. De klassieke opvatting is dat de economie daarvoor moet blijven groeien. Hoe meer hoe beter. Een deel van de samenleving stelt juist dat voortgezette groei de energietransitie tegenwerkt zo niet onmogelijk maakt. Volgens die opvatting zouden we dus juist moeten krimpen. Wie heeft gelijk?
“Groei blijft onmisbaar. Het is een simpele rekensom. Een groot deel van de wereld wil terecht welvarender worden. Als die landen naar een gemiddeld welvaartsniveau toewerken maar de mondiale economie intussen niet mag groeien, zouden wij ter compensatie het grootste deel van onze welvaart moeten inleveren. Dat is zo mega, dat is maatschappelijk gewoon niet haalbaar. We hebben hier in het Haagse ieder jaar discussies over de koopkrachtplaatjes. Die hebben gemeen dat er altijd een een plusje moet uitkomen. Stel dat het een ‘min’ van 66% moet worden, dat is niet realistisch. Het is ook niet nodig, want groei kan heel goed groen zijn.
“Kortom, er gebeurt veel, vaak automatisch, en te weinig mensen beseffen dat”
-Toch is de meeste groei niet groen. Er wordt nog steeds hoofdzakelijk in de productie van fossiele brandstoffen en niet-duurzame grondstoffen geïnvesteerd, omdat de vraag nu eenmaal hoog blijft en zelfs toeneemt.
“Iets wat misschien niet veel mensen weten is dat in Nederland – en veel andere Westerse landen – economische groei en CO2-uitstoot al lang ontkoppeld zijn. Onze groei wordt dus steeds groener! Dat neemt niet weg dat we verder natuurlijk volop door moeten met het investeren in de ontwikkeling van nieuwe schone technologie, zodat het ook voor opkomende economieën aantrekkelijker wordt om voor duurzame energie te kiezen. Dat is essentieel, want dáár moet het gebeuren. Nederlandse bedrijven kunnen daarin een belangrijke rol spelen.”
-Is de kloof tussen ambitie en uitvoering in ons land nog wel overbrugbaar? Denk aan regeldruk, ellenlange procedures, gebrek aan technisch personeel, enzovoort.
"Dat zijn reële bottlenecks maar – ik zei het al – toch moeten we ook oog houden voor de positieve verhalen. Neem ETS. Veel mensen weten dat niet, maar dankzij dit handelssysteem, dat een prijs legt op CO2-emissies, wordt het voor bedrijven steeds aantrekkelijker in schone productieprocessen te investeren. Op dit moment ligt de prijs boven de 80 euro per ton. Omdat de zogeheten vrije rechten worden afgebouwd naar nul in 2039 wordt de CO2-prijs de komende jaren zo hoog dat bedrijven zullen kiezen voor verduurzamen, anders zijn ze weg. En er is meer. Vanaf 2026 is de hybride warmtepomp verplicht. We moeten biobrandstoffen bijmengen aan de pomp. We voegen groen gas toe aan het aardgasnet. Vanaf 2030 komen er alleen nog maar elektrische nieuwe auto’s op de markt. Kortom, er gebeurt veel, vaak automatisch, en te weinig mensen beseffen dat.
“Zaken die al zijn afgesproken, zouden zomaar over de formatie van een nieuw kabinet kunnen worden getild”
-Maar niet alles loopt op rolletjes. Het bouwen van een windpark bijvoorbeeld kost één à twee jaar, het vergunningstraject soms wel acht jaar! Hebben jullie ideeën hoe dat (veel) beter kan?
“Op papier hoeft het verlenen van een vergunning maar een jaar te duren, als alles soepel zou verlopen. Het belangrijkste probleem is dat het bij rechters en ambtenaren veel te lang op het bureau blijft liggen. Dat verwijt ik ze niet, want het komt door de hoeveelheid werk die ze hebben. Om dat aan te pakken kun je het aantal beroepsmogelijkheden beperken – één keer bezwaar kunnen maken lijkt me voldoende. Mogelijk kun je vergunningstrajecten ook automatiseren en de afhandeling centraliseren, zodat je niet overal het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.”
“Een andere onnodige blokkade is het stikstofbeleid. We zouden met elkaar moeten afspreken dat energietransitieprojecten niet mogen worden opgehouden omdat er bij de realisatie wat stikstof vrijkomt. Dan hoeven we vooraf ook niet de mogelijke stikstofdepositie van een project te onderzoeken; dat kost allemaal tijd.”
“Wat evenmin helpt, is dat we sinds de zomer met een demissionair kabinet zitten. Zaken die al zijn afgesproken, zouden zomaar over de formatie van een nieuw kabinet kunnen worden getild. Daar kunnen we niet op wachten; het klimaatbeleid moet doorgaan. VNO-NCW heeft daarom samen met diverse maatschappelijke organisaties en decentrale overheden een brief naar de Tweede Kamer gestuurd, omdat tot het aantreden van een nieuw kabinet vrijwel niets dreigt te gebeuren. Dat is typisch Nederlands. Na verkiezingen heb je immers gewoon een missionaire volksvertegenwoordiging.”
-Voor het slagen van de energietransitie zijn we in belangrijke mate aangewezen op andere dan fossiele grondstoffen en energiedragers. Die zijn schaars en bevinden zich bovendien grotendeels in landen waarvan we eigenlijk niet afhankelijk zouden moeten zijn. Hoe moeten we dat vraagstuk aanpakken?
“Ik denk dat de situatie gunstiger is dan die lijkt. Nu zijn we voor onze energiebehoefte inderdaad afhankelijk van een beperkt aantal landen, waarvan een aantal niet-democratische regimes. Voor waterstof uit wind- en zonne-energie ziet het plaatje er heel anders uit. Er zijn veel plekken waar het kan worden geproduceerd, ook in landen waarmee we beter uit de voeten kunnen. Voor de aardmetalen die we nodig hebben, vooral voor batterijen, geldt dat we die echt veel meer vanuit gelijkgezinde landen moeten importeren. China beschikt nu over zo’n 90% van de voorraden, in eigen land of omdat ze heel slim elders mijnen hebben gekocht. De alternatieve voorraden zijn er: in Canada, Zweden. Er zijn groepen die zulke mijnen om milieuredenen niet willen maar ja, we hebben ze wel nodig als we van de fossiele brandstoffen af willen.”
“In het algemeen denk ik dat de milieubeweging steeds vaker geconfronteerd zal worden met zulke lastige keuzes. Dat geldt niet alleen voor mijnbouw in Europa en energietransitieprojecten die dreigen te sneuvelen door stikstofregels, maar ook voor kernenergie, CCS en technieken waarmee we CO2 uit de lucht kunnen halen. Zonder dat alles gaan we het niet redden.”
Tekst: Anton Buijs