Alexander Wirtz over pseudo-gepolder en watertrappelen tegen hoge kosten
Het regeerakkoord van het Kabinet Rutte III toont aan dat er brede politieke steun is voor maatregelen om werk te maken van de energietransitie. Helaas dreigt echter met het nieuwe Energieakkoord het enthousiasme om snel meters te maken te leiden tot een sterke versimpeling van zowel het probleem (CO2-reductie), als de oplossingen. Minister Wiebes verklaart op tonnenjacht te willen gaan en het ministerie van EZK stuurt daarvoor aan op nieuwe sectorale afspraken. Net als in het vorige energieakkoord, gaat men daar voorbij aan de samenhang en kruisverbanden tussen de sectoren. Dat komt de haalbaarheid en betaalbaarheid niet ten goede.
Het is begrijpelijk dat zowel beleidsmakers als adviseurs vaak kiezen voor eenvoudige doelstellingen. Deze zijn natuurlijk makkelijker te communiceren en te monitoren. Maar er zit ook een nadeel aan deze eenvoud: ons energiesysteem is geen eenvoudig, maar een complex systeem. Veranderingen in de ene sector maken die in een andere mogelijk of juist lastiger. Als we deze complexiteit niet voldoende meenemen in het opstellen van plannen en doelstellingen, kunnen onvoorziene effecten roet in het eten gooien of zien we kansen over het hoofd.
Een simpel voorbeeld van sectoraal beleid dat niet op elkaar is afgestemd is enerzijds inzetten op gebruik van restwarmte voor warmtenetten in de gebouwde omgeving en tegelijk op efficiëntieverbeteringen in de industrie. Industriële bedrijven hebben steeds minder restwarmte over, en afspraken maken over warmtelevering wordt vrijwel onmogelijk. Voor kansrijke warmtenetten zijn dan ook diverse nieuwe bronnen nodig. Daar mag ook bij het Rijk best wat meer aandacht voor komen.
Nog een voorbeeld: als er in een woonwijk veel elektrische auto's bijkomen, die alleen voor de deur kunnen laden, is de kans groot dat het elektriciteitsnet lokaal moet worden verzwaard. Bij overleg over aardgasloze wijken moeten daarom ontwikkelingen in de mobiliteit ook worden meegenomen, aangezien een eventuele transitie naar ‘all-electric' woonwijken ook om netverzwaring vraagt. De warmtetransitie en de transitie in mobiliteit staan allerminst los van elkaar.
“Jammer zou zijn als alle gascentrales dicht zijn net als we grote behoefte hebben aan piekvermogen”
Beide transitiepaden hebben uiteraard grote impact op het (inter)nationale elektriciteitssysteem. Warmtepompen en elektrische auto's zorgen al snel voor sterke vergroting van de piekvraag, waardoor pieklastcentrales nodig zijn. De welkome groei van opwek uit wind en zon heeft echter grote gevolgen voor de winstgevendheid van elektriciteitscentrales. Het zou jammer zijn als alle gascentrales gesloten zijn tegen de tijd dat we net grote behoefte hebben aan piekvermogen. Er moet dus zorgvuldig gekeken worden naar hoe de markt kan blijven functioneren, met een schuin oog op alle andere sectoren.
Er is al veel kritiek geleverd op de CCS doelstellingen van het regeerakkoord Rutte III. Met name van de industrie wordt wel erg veel verwacht. Afspraken met deze sector over vermindering van CO2-uitstoot en energiebesparing worden kansrijker als ook hier weer het bruggetje met wind op zee gemaakt wordt. Als we significante hoeveelheden wind op zee realiseren zal dat de elektriciteitsprijzen waarschijnlijk sterk verlagen. Dat maakt elektrificatie van warmteproductie (gevolg: minder uitstoot en minder energiegebruik) in de industrie een stuk aantrekkelijker.
Toch is er een risico: volgens de NEV 2017 kunnen die lage prijzen ten koste gaan van de winstgevendheid van windparken. Hoe kan het toch aantrekkelijk blijven om windparken te bouwen? Er zit tenslotte een maximum aan de SDE vergoeding die men kan krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door parken de keuze te geven om waterstof te produceren of elektriciteit te leveren. Bij lage elektriciteitsprijzen, maak je goedkope waterstof, bij hogere lever je elektriciteit. En wie neemt die waterstof straks af? De industrie is naast mobiliteit en de gebouwde omgeving (daar zijn ze weer!) een uitstekende kandidaat.
Maar daar zijn wel afspraken voor nodig, waarbij de overheid naast afspraken met sectoren juist ook zelf over de brug moet komen. Een versnelde transitie naar waterstof als brandstof voor de industrie brengt schaalvoordelen met zich mee voor mobiliteit en misschien zelf warmtenetten, maar vraagt deels een nieuw waterstofnet. Hier hebben we het over infrastructuur die wordt aangelegd op kosten van de overheid. Dat waterstof maken we dan eerst uit aardgas met CCS (blauwe waterstof) en geleidelijk aan vergroenen we de productie met elektrolyse uit hernieuwbare bronnen.
De industrie kan daarmee een cruciale bufferrol gaan spelen in het energiesysteem waarin de productie en consumptie van elektriciteit, warmte en transportbrandstoffen steeds meer verweven zijn geraakt. Mobiliteit, de gebouwde omgeving, industrie en grootschalige vergroening van de elektriciteitsproductie zijn eigenlijk niet los van elkaar te zien. Helaas kun je de voordelen niet eenvoudig plukken door enkel doelstellingen per sector op te stellen.
Minister Wiebes lijkt open te staan voor creatieve oplossingen door aan te geven dat alleen de overkoepelende doelstelling van 49% reductie in emissies van broeikasgas heilig is, maar dat de invulling daarvan niet in beton is gegoten. Laten wij dat zo uitleggen dat we in het Energieakkoord 2.0 (Klimaatakkoord) ophouden met kokeren en de tonnenjacht in afgebakende sectoren. Laten we niet nogmaals proberen vanuit afgebakende sectoren en bestuurslagen tot een nieuw ‘gezamenlijk' akkoord te komen. Dit pseudo-gepolder levert op papier wellicht droge voeten, maar kan in de werkelijkheid ook leiden tot watertrappelen tegen hoge kosten.
Alexander Wirtz is Managing Partner bij Quintel Intelligence,
de maker van het gratis online Energietransitiemodel (ETM).
De missie van Quintel is het versnellen van de energietransitie door het vergroten van inzicht in het energiesysteem en in de mogelijkheden voor de energietransitie.