Coby van der Linde: "De vraagontwikkeling is momenteel in China zwak."
De OPEC-landen komen in de marge van het 15de International Energy Forum (IEF) (het zgn. producenten-consumenten overleg) bij elkaar in Algiers op 26-28 September 2016. Ze willen kennelijk toch weer praten over de ontwikkelingen op de internationale oliemarkt in de opmaat naar de reguliere OPEC bijeenkomst in november. Na twee jaar weinig tot geen invloed gehad te hebben op het prijsverloop van olie, en een eerdere mislukte poging tot productieafspraken, lijken ze toch weer de mogelijkheid te onderzoeken om meer greep te krijgen op de markt.
De vraag is of het moment is aangekomen om met een relatief kleine (en politiek hanteerbare) productiebeperking het gewenste opwaartse effect te sorteren in de olieprijs. Sinds het loslaten van de productie quota in 2014 is de productie buiten de OPEC weliswaar afgenomen met bijna een miljoen vaten per dag (voornamelijk door minder productie van de Verenigde Staten) en is de vraag in de wereld iets gestegen, maar het langverwachte herstel van de balans tussen vraag en aanbod laat nog steeds op zich wachten. De Amerikaanse schalie oliesector blijkt robuuster dan gedacht, de schulden zijn gedaald en sommige schalie regio’s doen het beter dan verwacht. De Amerikaanse olieproductie kan hierdoor de OPEC akelig in de weg kan zitten bij een poging het heft weer in handen te krijgen. Door aanhoudende zwakke vraag in de belangrijkste oliemarkten is het gaatje dat enkele OPEC-leden ontwaren voor productiebeleid wellicht erg klein.
“'Regionaal diepe politieke geschillen zijn ook een obstakel'”
Irak, Iran en Saudi-Arabië
Inmiddels produceren de OPEC-landen bijna 32,9 miljoen vaten per dag, ondanks haperingen in de productie van sommige lidstaten. Dat is flink meer dan in 2014 (31 miljoen vaten per dag) en 2015 (32,1 miljoen v/d). Het zijn vooral Irak (1 miljoen v/d), Iran (900 duizend v/d) en in iets mindere mate Saoedi-Arabië (700 duizend v/d), die sinds 2014 meer zijn gaan produceren. De rest van de OPEC-landen produceert op vrijwel hetzelfde niveau als in 2014, waardoor de race om marktaandeel binnen OPEC zich dus vooral afspeelt tussen Irak, Iran en Saudi-Arabië. Een oriënterende vergadering over het OPEC-productiebeleid hoeft dus niet veel deelnemers te hebben. Echter een gesprek tussen deze drie leden zal waarschijnlijk tot weinig leiden. Irak is nog steeds geen onderdeel van het productiebeleid van de OPEC en lijkt niet genegen om nu toe te treden tot dit beleid met een productiebeperking als beloning.
Iran heeft zo zijn eigen (historische) redenen om de productie niet te willen beperken, mede omdat het land eindelijk weer op het niveau van voor de sancties kan produceren. En dan zijn de regionaal diepe politieke geschillen tussen Irak, Iran en Saudi-Arabië een ander serieus obstakel. Als de drie landen al tot een vergelijk kunnen komen, hebben ze de andere OPEC-landen nodig om met de kaasschaaf nog wat vaten bij elkaar te schrapen zodat de verdeling van de productiepijn minder groot is. Er moeten immers voldoende vaten van de markt afgenomen worden wil men de olieprijs opwaarts bewegen, met het grote risico dat een deel van het beleid ten goede komt aan de Amerikaanse producenten. De schalieolie (light tight oil of LTO) heeft door ontwikkeling van de productietechnologie en organisatie zich namelijk snel van een marginale oliebron (duurste) naar midden-kosten olie ontwikkeld. Hierdoor ligt LTO op de loer om eventueel ingehouden OPEC productie te vervangen.
Dialoog met nieuwe deelnemers
Het informele overleg is niet voor niets in de marge van de IEF-vergadering. Naast het uitvogelen van het juiste productieniveau is ook het gissen naar de ontwikkeling van de vraag niet onbelangrijk. De absolute vraag in de EU daalt al langjarig gestaag (in 2005 importeerde de EU-25 ruim 4,1 miljoen vaten per dag en dat was in 2015 afgenomen tot ruim 3,8 miljoen vaten per dag voor de EU-28). Het heil van een herstel van de vraag zal voor de OPEC-landen en andere exporterende landen dan ook niet uit de EU komen. De Verenigde Staten importeert wel, maar is sinds kort ook een exporteur van ruwe olie. Groei van de vraag in deze markt zal vooral bediend worden door de eigen productie en door Canada. Voor de OPEC is daarom het zaak om vooral te kijken naar de vraagontwikkeling in Azië. Volgens verschillende energiescenario's zal vooral Azië een steeds groter beroep op geïmporteerde olie doen en dus een belangrijke afzetmarkt zijn voor OPEC-olie.
De vraagontwikkeling is vooral in China, als grootste afnemer van OPEC olie, momenteel zwak. De aanwezigheid van China en India bij het IEF zal ongetwijfeld gebruikt worden om een beter inzicht te krijgen in de vraagontwikkeling in die landen om een inschatting te maken van de ruimte voor OPEC-beleid. Nog niet zo lang geleden waren de VS, EU en de andere OECD-landen, de belangrijkste gesprekspartners van de OPEC-landen. Het IEF is door hen en OPEC-landen opgericht, na een lange periode van confrontatie. Dat zwaartepunt in de olierelaties is inmiddels drastisch veranderd. Terwijl de VS het comfort voelt van de eigen gestegen productie ten opzichte van voor de schalie revolutie, moet de EU zich steeds meer schikken in een rol van volger. De olie-diplomatie vindt nu vooral plaats tussen Azië en de grote OPEC-landen. In tegenstelling tot de eerdere Amerikaanse epoche, is het voor Europa maar de vraag of het belang van de Europese oliemarkt überhaupt nog wordt meegewogen of dat het Europese olie ‘probleem' een regionaal dingetje is geworden in de marge van de grote wereldmarkt.
Coby van der Linde is directeur van het Clingendael International Energy Programme