Catrinus Jepma:"Nieuwe focus op CO2-uitstoot wel goed nieuws"
Het nieuwe voorstel voor het Klimaat- en Energiepakket van de Europese Commissie bevat goed en niet goed nieuws. Het goede nieuws is dat de Commissie af lijkt te willen van de stapeling van doelstellingen op het klimaatterrein. Voor de periode tot 2020 gold immers het 20-20-20 pakket. Niet alleen doelstellingen voor broeikasgasreductie (20 procent ten opzichte van 1990), maar ook voor duurzame energieproductie en energie-efficiëntie.
Deze stapeling was geen goed idee, omdat hét probleem de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen is. Dat doel wordt volledig afgedekt door de eerste doelstelling. Het toevoegen van andere doelstellingen compliceert dat alleen maar. Het maakt in principe de totaaloplossing duurder omdat dit het aantal vrijheidsgraden om het klimaatprobleem zo kosteneffectief mogelijk aan te pakken, beperkt. Dit zorgt voor een geringere kans op politieke en publieke acceptatie.
De doelstellingen voor hernieuwbare energie en efficiëntie zijn er in het politieke proces vermoedelijk vooral ingeslopen omdat sommige partijen graag de emissiereductie op een bepaalde manier willen realiseren, namelijk zodanig dat het ook leidt tot bewustwording en innovatie ‘op eigen grondgebied'. Maar dat zijn andere doelstellingen, waarvoor andere instrumenten, zoals informatiecampagnes en innovatiegelden, vermoedelijk veel geschikter en kosteneffectiever zijn.
““Nieuw voorstel van de Commissie is wat sneu voor het Energieakkoord””
De Commissie heeft voor 2030 voorgesteld om de uitstoot van broeikasgassen met 40 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Ook is er een doel voor 27 procent duurzame energieproductie. Dat percentage moet de EU-landen gezamenlijk halen. Dat is een groot verschil met de periode tot 2020, waarin ieder land zijn eigen doel had, wat veel dwingender werkt. Omdat voor het behalen van de 40 procent CO2-reductie de 27 procent duurzame energieproductie hoe dan ook nodig lijkt te zijn, is de doelstelling voor duurzame energieproductie obligaat geworden: een elegante aftocht.
Deze ontwikkeling, die in Brussel al langer rondzoemde, is wat sneu voor het Energieakkoord. Zijn we er als land eens een keer in geslaagd om in gezamenlijkheid onze wat zwakke positie qua hernieuwbare energie en energie-efficiëntie weg te werken, wordt - de inkt nog nauwelijks droog - van hogerhand de daarop gerichte doelstelling min of meer opgedoekt! Dat is weliswaar geen reden om het Energieakkoord meteen weg te doen, maar wel een handvat voor diegenen die er toch al weinig in zagen.
Zwaartepunt terug bij CO2-reductie
Het zwaartepunt in het Europese klimaatbeleid komt daarmee weer te liggen bij de kern: hoe kunnen we zo effectief mogelijk onze emissiereductiedoelen behalen? Het antwoord is: door de uitstoot van broeikasgassen zodanig overtuigend te beprijzen, dat bedrijven meer investeren in technologieën die leiden tot minder uitstoot. Dit in ieder geval voor het niet aan mondiale concurrentie onderhevige bedrijfsleven.
Waarom doet de EU dat dan niet gewoon? Het antwoord is dat men dit via het emissiehandelssysteem wel probeert, maar dit niet lukt. Dit omdat:
a) vanwege de stochastiek in onze economie het signaal - de prijs van emissierechten - altijd te volatiel en onvoorspelbaar zal blijven, wat investeerders afschrikt;
b) het instrument wordt tegengewerkt of zelfs ondermijnd door allerlei andere instrumenten op (aanverwant) milieuterrein en
c) het instrument door het hanteren van quota voor individuele bedrijfsunits te lobbygevoelig is.
Ook sneller dalend emissieplafond geeft geen zekerheid
Het niet goede nieuws over de voorstellen van de Commissie is dan ook dat men de logische gevolgtrekking op basis van het voorgaande - namelijk een fundamentele redesign of zelfs afschaffing van het emissiehandelssysteem - niet maakt. In plaats daarvan wordt voor 2020-2030 een pakket voorgesteld waarvan het zeer de vraag is of dit - zelfs bij diegenen die mijn fundamentele twijfels over het emissiehandelssysteem niet delen - het geloof in het op termijn functioneren van het stelsel kan herstellen.
Met het nieuwe pakket moet de CO2-uitstoot sneller naar beneden: van 1,74 procent per jaar tot 2020 naar 2,2 procent daarna. Ook bevat het een ingewikkeld mechanisme (de Market Stability Reserve) dat, afhankelijk van de schaarste op de markt voor de emissierechten, via een buffersysteem rechten aan- en verkoopt met het doel aldus de prijzen te stabiliseren.
De eerste component, de 2,2 procent eraf per jaar, zet het meeste zoden aan de dijk. Een eerste simulatie met behulp van het aan de Rijksuniversiteit Groningen samen met TNO ontwikkelde stochastische model voor het emissiehandelssysteem geeft aan, dat door deze maatregel de gemiddelde prijs van emissierechten vanaf 2020 van een startniveau rond 10 euro richting 2030 toeneemt naar de 30 tot 40 euro. Als de Commissie het huidige tempo van CO2-reductie (de 1,74 procent) had vastgehouden, was de CO2-prijs volgens ons model maar zo'n 10 tot 15 euro geweest.
““Het kan met de prijzen van emissierechten werkelijk alle kanten opgaan””
De onzekerheidsmarges van deze projecties zijn echter onverminderd extreem hoog. Dit is temeer zo omdat in deze resultaten de gevoeligheid van de CO2-prijzen voor veranderingen in flankerend beleid nog niet eens zijn meegenomen. Het kan met de prijzen van de emissierechten werkelijk alle kanten op gaan. Het gevolg is dat volgens de simulaties eigenlijk niet veel meer valt te zeggen dan dat de prijs zich met een 80 procent waarschijnlijkheid zal gaan bewegen in een range van 0 tot 70 euro (in plaats van tussen 0 en 40 euro bij voortgezet beleid). Ook het voorgestelde beleid biedt de bedrijven dus in feite geen serieus houvast over de richting van de emissiebeprijzing, zelfs niet op middellange termijn.
De tweede component, de bufferfaciliteit, heeft zoals blijkt uit de modelsimulatie vrijwel geen effect op de prijzen. Het zal er vooral toe leiden dat de opgeslagen rechten in belangrijke mate worden benut. Deze effecten zijn ook logisch omdat de fundamentele schaarste door de faciliteit niet verandert, maar alleen tijdelijk kan worden verschoven. De Commissie geeft overigens ook toe dat het enorme reservoir van 2,6 miljard rechten dat naar verwachting door de banking faciliteit van het emissiehandelssysteem per 2020 cumulatief zal zijn opgeslagen en dus in de markt kan worden gezet een serieus probleem voor het emissiehandelssysteem kan vormen. Ter vergelijking: het totaal der geaccepteerde emissies in het jaar 2020 bedraagt 1,8 miljard rechten, er staat dus voor meer dan een jaar CO2-uitstoot ongebruikt op de balans van de bedrijven. Het probleem van deze boterberg aan CO2-rechten snel en grondig op te lossen is zelfs voor de Europese Commissie een maatje te duur.
Dit alles geeft aan dat de voorgestelde opties toch vooral lijken neer te komen op symptoombestrijding. En dan hebben we het nog niet over de mogelijkheid dat speculatie het buffersysteem kan opblazen, zoals we wel vaker bij overheidsbuffers hebben gezien.
Kortom, de richting naar een centraal klimaatdoel, waarvoor de Europese Commissie kiest, lijkt de juiste: goed nieuws. Maar het voorgestelde geknutsel aan het emissiehandelssysteem is vermoedelijk ook op den duur niet effectief. De CO2-prijzen blijven onvoorspelbaar, dat is het niet goede nieuws.
Catrinus Jepma is hoogleraar Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research programma (EDGaR) en van het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.