Zoeken

Tafelen over energie met oog voor internationale oplossingen

Coby van der Linde over CO2 reductie als immens én opwindend karwei en over internationale kruisbestuiving

De opdracht voor 2030 om de koolstofuitstoot in Nederland met de helft te verminderen ten opzichte van 1990, is een immens en tegelijkertijd opwindend karwei. Lag de nadruk in de vorige periode vooral op het verhogen van het aandeel van duurzame energie, nu staat het verlagen van de uitstoot centraal. Daar is nadrukkelijk ook een verdere uitrol van duurzame energietechnologie voor nodig, maar niet alleen. Door de omvang van de opdracht moet er nadrukkelijk worden gekeken naar alle sectoren en soorten energievraag én naar samenwerking over de grens.

Verduurzaming van de elektriciteitssector alleen is ontoereikend. De meer systemische benadering is belangrijk omdat in een sector voor sector benadering belangrijke kruisbestuiving tussen sectoren en nieuwe marktmogelijkheden worden gemist. De les van het Europese 2020-beleid in Duitsland is geweest dat er weliswaar een geweldige stijging van zon en windenergie is gerealiseerd, maar dat door de sluiting van de koolstofarme kerncentrales en het openblijven van kolencentrales, de CO2 uitstoot vooralsnog niet is gedaald. Ook Duitsland zal het roer moeten omgooien en op zoek moeten gaan naar een geïntegreerde benadering.

De Europese ambities vereisen richting 2030 meer actie en de Nederlandse ambities al helemaal. In het regeerakkoord is er meer dan een schepje bovenop die Europese ambities gedaan. Daardoor is het nu een drukte van belang aan allerlei ‘tafels' om een vertaalslag te vinden van alle rapporten en visies van de afgelopen jaren naar de uitvoering van al die ambities. Deze uitvoering moet bovendien binnen de randvoorwaarden blijven van betaalbaarheid, leveringszekerheid en behoud van concurrentiekracht van het bedrijfsleven. Ga er maar aan staan.

“Sneu zou zijn als door chaotische uitrol en gebrek aan planning nog meer schaarste ontstaat aan kundig personeel en kosten onnodig worden opgedreven”

Inmiddels heeft een belangrijke flessenhals al de krantenkoppen bereikt: het gebrek aan technisch personeel dat het werk moet uitvoeren. Dus de aanleg van nieuwe en ombouwen van bestaande infrastructuur, het veranderen van brand- en grondstoffen in de industrie, het aanleggen van offshore windparken, installatie van zonnepanelen en ga zo maar door. Duidelijk is dat niet alles tegelijk kan en dat er goed gekeken moet worden naar de volgorde van de stappen. Welke zet je eerst zodat de volgende mogelijk en hopelijk gemakkelijker wordt? Daarvoor is regie nodig, een plan met draagvlak en een wenkend perspectief van een verbetering van de geboden dienst in de breedste zin des woord.

Het zou sneu zijn als door een chaotische uitrol en gebrek aan planning er nog meer schaarste ontstaat aan kundig personeel en kosten onnodig worden opgedreven. Hopelijk besteden de verschillende tafels, sub-tafels en sub-sub tafels hier ook aandacht aan. Het samenbrengen van wat technologisch kan en politiek gewenst is, levert namelijk niet automatisch een goede zakelijk propositie op. Een andere complicatie is dat alleen al het aanpassen van de wet- en regelgeving en het regelen van vergunningen een zaak van lange adem is, ook al staan alle seinen op groen. Twaalf jaar is dan ineens heel kort.

Ook in het buitenland komen nu allerlei initiatieven van de grond. Deze lijken qua denk- en oplossingsrichting steeds meer op elkaar en dat is goed nieuws. Hoewel we graag denken dat uniek zijn iets extra's oplevert, is het tegenovergestelde vaak het geval. Juist het feit dat andere landen ook denken aan waterstof of andere chemische verbindingen is geruststellend (zeker voor een relatief klein land). Ook in andere landen wordt de link gelegd met het omzetten van elektronen in moleculen als de absorptie van stroom te klein wordt, als transport zo efficiënter georganiseerd kan worden of er opslag nodig is. In internationale studies wordt al gedacht aan de ontwikkeling van internationale handelsstromen in waterstof en CO2. Zo gebruikt Japan de zomerspelen van 2020 om ervaring op te doen met het opbouwen van een (internationale) waardeketen in waterstof. Ook Noorwegen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk spelen met dezelfde gedachte om hun waterstofketens verder uit te bouwen en te vergroenen.

Een internationale markt voor waterstof tussen landen met een grote capaciteit voor zon en wind energie en een markt in CO2 tussen landen met veel opslagruimte komt ook steeds meer in het vizier. In eerste instantie wordt dan vooral gekeken naar olie en gas producerende landen die CO2 kunnen aanwenden om de productie te stimuleren, terwijl de CO2 wordt vastgelegd. In een aantal gevallen hebben deze landen ook de ruimte en de omstandigheden dat zij hun potentie als leverancier van e-producten kunnen ontwikkelen. Zo kondigde recent Saoedi-Arabië aan een zonnepark van 200 GW te overwegen.

De ervaring leert bovendien dat internationale kruisbestuiving de ontwikkeling hier kan vergemakkelijken. Daarvoor moeten we wel ervaring opdoen en onze eigen energie economie daarop inrichten qua infrastructuur en industriële processen, zodat we gemakkelijker kunnen aanhaken. Zoals zo vaak moeten een paar landen richting (en dus steun) geven aan deze ontwikkeling om een dergelijke omwenteling van de grond te krijgen. Ook hier kan samenwerking tussen enkele landen een belangrijke troef zijn. Immers, de voorlopers nemen de kosten op zich van het overwinnen van de onvermijdelijke kinderziektes, maar doen tegelijkertijd belangrijke ervaring op met het managen van de nieuwe systemen. Deze kennis hoopt men dan later te vermarkten aan landen en ondernemingen die later instappen. Het Nederlandse tafelen zou moeten leiden tot plannen die passen in de internationale oplossingsrichtingen zodat we aanhaken en niet afhaken.


Coby van der Linde is directeur van het Clingendael International Energy Programme (CIEP)

Coby van der Linde

Coby van der Linde, senior fellow Centre for International Energy Policy (CIEP)