Als over een jaar of dertig de geschiedenis van de energietransitie wordt opgetekend, zou in het deel over de warmtetransitie wel eens een heel hoofdstuk aan de zomer van 2023 kunnen zijn gewijd. Ga maar na. Begin juni verscheen een onderzoeksrapport van IF Technology en EBN dat duidelijk maakte dat de potentie van aardwarmte in Zuid-Holland, de dichtstbevolkte provincie van Nederland, veel groter is dan gedacht. Eind juni vond in het kader van het project Geothermie Delft op de campus van de TU Delft de feestelijke aftrap plaats van het boorproces, dat een groot deel van de gebouwen in de directe omgeving van warmte moet gaan voorzien. En op 1 juli werd de gewijzigde Mijnbouwwet van kracht, die het vergunningstelsel voor aardwarmteprojecten moet stroomlijnen én EBN verplicht om aan alle aardwarmteprojecten in Nederland deel te nemen als ‘niet-uitvoerend partner’ en financier. Een goede zaak vindt Herman Exalto, directeur van de business unit Warmtetransitie. “EBN is voor honderd procent eigendom van de Nederlandse staat en heeft al vijftig jaar ervaring met mijnbouwprojecten en publiek-private samenwerkingen. Als publieke en financieel sterke project- en kennispartner kunnen we vanuit onze nieuwe rol een enorme impuls geven aan de haalbaarheid, robuustheid, veiligheid en continuïteit van aardwarmteprojecten.” Sander de Jong, als business advisor verbonden aan EBN Warmtetransitie, knikt. “Het momentum is er. EBN ziet voor zichzelf een rol weggelegd als publieke, overkoepelende reisgenoot die alle partijen die actief zijn in de warmteketen bij de hand neemt en stimuleert om te gaan denken in de integrale en collectieve warmteketens die nodig zijn om de warmtetransitie te realiseren.”
-Dat klinkt mooi, maar wel een beetje abstract. Laten we zo concreet mogelijk beginnen: kan de warmtetransitie ook zonder aardwarmte?
Exalto: “Nee, er is simpelweg niet genoeg ruimte voor alle windmolens en zonnepanelen die je nodig hebt als je volledig kiest voor elektrificatie van de warmtevraag. Niets ten nadele trouwens van elektrificatie, naast aardwarmte een van de pijlers van de energietransitie. Van de elektriciteit die we in de toekomst maximaal duurzaam kunnen opwekken, zal een substantieel deel naar de gebouwde omgeving gaan, bijvoorbeeld om miljoenen warmtepompen in woningen van stroom te voorzien. Maar een groot deel is ook nodig om de waterstof te produceren die in onder andere de industrie, de scheepvaart en de transportsector het alternatief is voor fossiele brandstoffen. En vergis je niet: of ze nu gevoed worden door aardwarmte of restwarmte, bijvoorbeeld van een waterstoffabriek, ook collectieve warmtenetten kunnen niet zonder elektriciteit. Denk aan de pompen die nodig zijn om het warme water omhoog te pompen en naar de woningen te transporteren.”
“Als publieke en financieel sterke project- en kennispartner kan EBN vanuit zijn nieuwe rol een enorme impuls geven aan aardwarmteprojecten”
De Jong: “Dat is belangrijk om je te realiseren. Het is in de gebouwde omgeving niet of-of, maar en-en. Met een goede, passende isolatie als randvoorwaarde, bestaat de warmtetransitie uit een breed pallet van mogelijkheden waarbij hogere en middentemperatuur warmte in de vorm van water en elektrificatie als een soort communicerende vaten fungeren. Bij een collectief warmtenet op basis van geothermie heb je heel weinig elektriciteit nodig, terwijl helemaal aan de andere kant van het spectrum, op plekken waar de leveringszekerheid of temperatuur van warm water geringer is, elektrificatie de boventoon voert, met warmtepompen als belangrijkste techniek om gebouwen te verwarmen.”
Exalto: “Binnen het grote plaatje van de warmtetransitie dat je schetst, zie ik in de gebouwde omgeving ook een relatief kleine rol weggelegd voor biogas. Maar niet voor waterstof, althans niet de komende veertig, vijftig jaar.”
-Wat is de potentie van aardwarmte in Nederland?
Exalto: “Die is heel groot. Vooropgesteld: vergeleken met restwarmte is aardwarmte de duurzamere warmtebron. Vanaf een diepte van twee à drie kilometer is op heel veel plekken in de Nederlandse bodem warm water beschikbaar, in bronnen waar we misschien niet eindeloos maar wel heel lang uit kunnen putten. Momenteel worden veel kassen in het Westland en ongeveer 400.000 woningen met behulp van warmtenetten verwarmd. Dat moeten er 2 à 3 miljoen worden. In de wetenschap dat één aardwarmtebron 5.000 tot 10.000 woningen van warmte kan voorzien, moeten er dus honderden nieuwe geothermiebronnen worden geslagen.”
De Jong: “Die 400.000 woningen die Herman noemde, worden deels verwarmd met hogere temperatuur warm water dat een restproduct is van afvalverbrandingsinstallaties en de industrie of warmte uit gasgestookte elektriciteitscentrales. Sommige warmtenetten zijn al een eeuw oud, maar in het verlengde van die honderden nieuwe geothermiebronnen staan we nu ook voor de aanleg van een compleet nieuwe warmte-infrastructuur. Dat vergt enorme investeringen, met een lange terugverdientijd. Geschat wordt dat met de aanleg van warmtenetten tot 2050 in totaal 35 miljard euro is gemoeid. En dan heb je het wel over investeringen waarbij de kost een behoorlijk eind voor de baat uit gaat.”
“In de wetenschap dat één aardwarmtebron 5.000 tot 10.000 woningen van warmte kan voorzien, moeten er honderden nieuwe geothermiebronnen worden geslagen”
Exalto: “Het collectieve karakter van warmtenetten schuurt bovendien met de keuzevrijheid die zeker Nederlanders hoog in het vaandel hebben. Anders dan bij een warmtepomp is een warmtenet iets dat een hele wijk aangaat.”
De Jong: “Binnen een wijk die voor een collectief warmtenet kiest, moet je in iedere woning achter de voordeur zijn. Niet alleen de hele wijk moet op de schop, om de warmte-infrastructuur aan te leggen, maar ook in de woning zelf moeten de cv-ketel en de radiatoren worden vervangen door een compleet nieuwe installatie én een passende, adequate isolatie.”
Exalto: “Overigens zal dat bij elektrificatie door warmtepompen op termijn net zo goed nodig zijn, waarbij elektrificatie met warmtepompen ook nog eens om een flinke netverzwaring vraagt.”
-Collectieve warmtenetten voor 2 à 3 miljoen woningen… Is al duidelijk waar ze moeten komen?
De Jong: “Nee, maar daar moet de komende jaren wel duidelijkheid over komen. Mensen willen graag weten waar ze aan toe zijn. De Transitievisies Warmte die alle gemeenten maken, zijn daarbij een eerste hulpmiddel, omdat ze duidelijk maken in welke wijken een warmtenet potentie heeft. Als dat niet het geval is, komt de focus automatisch op elektrificatie, warmtepompen en netverzwaring te liggen.”
Exalto: “Dankzij het programma Seismische Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN) dat we samen met onze partner TNO uitvoeren, krijgt de ‘aardwarmtekaart’ van Nederland steeds meer gestalte. We krijgen daardoor een goed beeld van de ondergrond en vooral ook van de gebieden waar de mogelijkheden van aardwarmte groot zijn. Dat is een kwestie van vraag en aanbod: de Regionale Exploratie & Ontwikkelstrategie (REOS) die EBN hanteert wordt pas interessant als er boven de grond voldoende toepassingsmogelijkheden zijn voor de aardwarmte die op die plek onder de grond niet alleen in ruime mate aanwezig is maar ook relatief efficiënt naar boven kan worden gepompt. ”
“De bodem in Zuid-Holland is heel geschikt voor geothermie en er is meer dan genoeg vraag naar warmte om ontwikkeling en exploitatie rendabel te maken”
De Jong: “In het verlengde van de studie WARM die EBN in 2020 heeft laten uitvoeren naar de potentie van aardwarmte, hebben we vijf dichtbevolkte regio’s geselecteerd waar we veel mogelijkheden zien: de RES-regio Rotterdam-Den Haag, de RES Holland-Rijnland/Leidse regio, de provincie Utrecht, de Metropoolregio Amsterdam en de provincie Noord-Brabant. Voor mij als Business Advisor is het heerlijk werken in Zuid-Holland, want de bodem in die provincie is heel geschikt voor geothermie en er is meer dan genoeg vraag naar warmte om ontwikkeling en exploitatie rendabel te maken. Niet voor niets zijn er al relatief veel geothermieprojecten gerealiseerd en is er eind juni weer een boorproces van start gegaan, in het kader van het project Geothermie Delft. Dat gaat niet alleen de gebouwen in de directe omgeving van warmte voorzien, maar moet ook een schat aan nieuwe kennis opleveren die nodig is voor toekomstige aardwarmteprojecten.”
-Zitten er al veel nieuwe aardwarmteprojecten aan te komen?
Exalto: “Niet genoeg. Het gaat te langzaam en het is hoog tijd voor een groeispurt. Mede daarom zijn er wijzigingen aangebracht in de Mijnbouwwet, die op 1 juli van kracht zijn geworden. De wetswijzigingen moeten het vergunningenstelsel voor aardwarmteprojecten stroomlijnen en verplichten EBN om als niet-uitvoerend partner en financier deel te nemen in nieuwe projecten. We hebben daar zelf op aangedrongen, want er is behoefte aan wat ik een ‘publieke reisgenoot’ zou willen noemen. Die moet het voortouw nemen, vraag en aanbod op het gebied van warmte bij elkaar brengen, zorgen voor een betere ontwikkeling en deling van kennis en voorkomen dat iedere keer weer op wijk- of gemeentelijk niveau het wiel wordt uitgevonden.”
De Jong: “In het verlengde van de gewijzigde Mijnbouwwet zijn we met brancheorganisatie Geothermie Nederland en het ministerie ook bezig om de randvoorwaarden en het publiek-private organisatorische raamwerk in te vullen die nodig zijn om aardwarmte een schaalsprong te laten maken. Denk aan de business case van projecten, het subsidiemodel, de standaarden en de doorlooptijd van vergunningen. Ik denk dat we op het punt staan om de vele uiteenlopende en goed verklaarbare belemmeringen weg te nemen, die de realisatie van integrale warmteketens tot nu toe in de weg stonden. En dat we dus op heel korte termijn tempo kunnen gaan maken.”
“We moeten op heel korte termijn tempo gaan maken, als we het doel voor 2030 willen halen: tenminste 15 PJ aan aardwarmte in de gebouwde omgeving in Nederland”
Exalto: “Dat ben ik met Sander eens, met dien verstande dat we ook geen keuze hebben. We moeten op heel korte termijn tempo gaan maken, als we het doel voor 2030 willen halen: tenminste 15 PJ aan aardwarmte in de gebouwde omgeving in Nederland, meer dan een verdubbeling van de gezamenlijke capaciteit van de huidige warmtenetten. Wat in mijn ogen nog ontbreekt is een breed gedragen gevoel van urgentie. De overtuiging dat iedereen én de planeet beter wordt van een geslaagde warmtetransitie. Als die urgentie er eenmaal is, ben ik ervan overtuigd dat die twee à drie miljoen woningen in 2040 op een warmtenet aangesloten kunnen zijn.”
De Jong: “Ik deel het optimisme van Herman, maar ben iets voorzichtiger: 2045.”
“Wat drijft Exalto en De Jong?”
Gevraagd naar wat hem het meest aanspreekt en drijft in hun werk, noemt Exalto het ‘werken aan een duurzaam energiesysteem met minimale impact op het klimaat en de biodiversiteit’. “Dat is nu tof en over vijftig jaar nog steeds. Aardwarmte heeft daarbij voor mij een streepje voor, omdat het energie uit eigen bodem is. Dat maakt de Nederlandse energiehuishouding onafhankelijker van het buitenland en geeft meer grip op wat we met z’n allen willen: een rechtvaardige energietransitie.” De Jong wordt vooral gedreven door het verbindende karakter van zijn werk. “Met z’n allen zijn we dag in dag uit bezig met het vertalen van de abstracte doelen voor 2030 en 2050 naar het hier en nu. Naar de systemen, technieken en organisaties die ervoor zorgen dat we die doelen gaan halen. Op het snijvlak van publiek en privaat heb ik daarbij vooral een verbindende en aanjagende rol.” Net als Exalto bekruipt ook De Jong ook wel eens het gevoel dat het allemaal te traag en stroperig gaat. “Maar dan denk ik terug aan 2009, het jaar waarin ik bij EBN ging werken. Geothermie werd toen niet of nauwelijks serieus genomen terwijl het nu, 14 jaar later, een belangrijke pijler van de warmtetransitie is.”
Tekst: Cees de Geus