De Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober 2025 vinden plaats terwijl de strijd om de koers op zee al is losgebarsten. Tijdens het televisiedebat van vorige week verklaarden VVD, CDA en GroenLinks-PvdA dat zij de PVV uitsluiten als mogelijke coalitiepartner. Daarmee wordt de Noordzee-agenda in feite een onderhandeling tussen partijen die wél geloven in een actieve rol van de overheid in de energietransitie, maar daar elk een andere invulling aan geven.
Wind op zee is de gemene deler in de partijprogramma’s tijdens de verkiezingscampagne. Alle partijen erkennen dat de Noordzee de sleutel is tot verdere elektrificatie. GroenLinks-PvdA, D66, Volt en ChristenUnie willen de uitrol versnellen en koppelen die aan natuurherstel, Europese samenwerking en integratie van waterstofproductie. Hun visie is fundamenteel systeemgericht: de Noordzee als een gezamenlijke energie- en moleculenhub van Noordwest-Europa, waar stroom, waterstof en CO₂-opslag in samenhang worden gepland. VVD en CDA omarmen dezelfde technologie, maar beschouwen wind op zee vooral als een strategisch-economisch project. Zij leggen de nadruk op leveringszekerheid, industriële zelfstandigheid en banen. Ze vinden dat de overheid wel mag sturen, maar vooral moet uitvoeren.
De SP en JA21 kleuren het debat sociaaleconomisch. De SP vindt dat opbrengsten uit wind op zee rechtstreeks bij burgers terecht moeten komen, bijvoorbeeld via lagere energierekeningen of lokale fondsen. JA21 is voor windenergie zolang het betaalbaar blijft en niet verzandt in wat de partij ’subsidie-afhankelijkheid’ noemt.
Onder de oppervlakte sluimert een andere spanning: de verhouding tussen ambitie en draagvlak. Uit het onderzoek van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie blijkt dat een ruime meerderheid van Nederlanders méér ambitie wil in het energiebeleid. Dat beeld contrasteert met het voorzichtige politieke taalgebruik. Waar Den Haag aarzelt om keuzes te maken, lijkt de kiezer die keuze al lang te hebben gemaakt.
“Willen we een energiesysteem dat rust op continue productie, of een systeem dat leert omgaan met schommelingen?”
Een andere energiedrager die afhankelijk is van de keuzes die over de Noordzee gemaakt worden, is waterstof. Het waterstofdossier laat zien hoe diep de verschillen reiken. Voor D66, Volt en GroenLinks-PvdA is groene waterstof het cement van een volledig duurzaam energiesysteem. Zij willen dat de backbone-infrastructuur van Gasunie met publiek geld wordt versneld, gekoppeld aan elektrolysers in havenclusters. Hun doel is helder: waterstof moet schaarse fossiele brandstoffen in de industrie vervangen.
VVD en CDA benadrukken juist pragmatiek. Zij staan ook blauwe waterstof (gemaakt uit aardgas met CO₂-opslag) toe, zolang dat de leveringszekerheid versterkt. Voor hen telt uitvoerbaarheid zwaarder dan technologische zuiverheid. JA21 sluit zich daarbij aan en spreekt van technologieneutraliteit’’. SP houdt vast aan publieke regie: waterstof is een middel om industrie te verduurzamen, geen marktproduct.
Nog scherper liggen de standpunten over gaswinning op zee. VVD, CDA en JA21 willen doorgaan met exploratie, zolang het tijdelijk en milieutechnisch verantwoord is. Zij noemen het een noodzakelijke brug: eigen gas is beter dan geïmporteerd gas met diepere? grotere? CO₂-voetafdruk. D66, GroenLinks-PvdA, Volt, SP en ChristenUnie trekken juist een rode lijn. Nieuwe boringen zijn voor hen een stap terug; het beleid moet zich richten op versnelde elektrificatie en conversie naar waterstof.
De publieke opinie zet dat contrast in perspectief. Het NVDE-onderzoek laat zien dat ruim zestig procent van de Nederlanders gaswinning op de Noordzee voorlopig accepteert, zolang het de transitie versnelt. Tegelijkertijd steunt een meerderheid ook meer wind op land en uitbreiding van kernenergie. De kiezer lijkt dus pragmatischer dan het politieke debat doet vermoeden. Dat maakt de formatie na de verkiezingen extra interessant: partijen zullen zich niet alleen tot elkaar moeten verhouden, maar ook tot een samenleving die méér durf verlangt.
Zelfs de discussie over kernenergie grijpt direct in op de koers op zee. VVD, CDA en JA21 zien kerncentrales als onmisbare bron van stabiele, CO₂-arme stroom die het grillige aanbod van wind kan opvangen. ChristenUnie blijft voorzichtig maar niet afwijzend. GroenLinks-PvdA, D66, Volt en SP verwerpen die route: te duur, te traag, en niet nodig als het tempo van wind en waterstof wordt verhoogd. Achter dat verschil schuilt een fundamentele vraag: willen we een energiesysteem dat rust op continue productie, of een systeem dat leert omgaan met schommelingen?
De Noordzee laat zich lezen als spiegel van de Nederlandse politiek. Voor progressieve partijen is ze het symbool van samenwerking, innovatie en duurzaamheid. Voor de liberalen en christendemocraten een strategisch instrument voor groei en autonomie. Voor de SP een test van rechtvaardigheid en publieke zeggenschap.
De formatie na 29 oktober zal uitwijzen welke koers het wint: de idealistische versnelling van wind en waterstof, of de pragmatische mix van kern, gas en realpolitik. Hoe dan ook, de Noordzee is geen verre horizon meer. Ze is het politieke midden van Nederland - en de plek waar ambitie en realiteit elkaar zullen moetenvinden.
Tekst: Naut Kaptijn