Er is in de politiek, media en maatschappij (ik maak even grote stappen) veel aandacht voor één poot van de Trias Energetica: CO2-vrije energie. Meningen over oplossingen buitelen over elkaar heen: windmolens, zonnepanelen, kerncentrales, aardwarmte en natuurlijk waterstof! Enthousiaste voorstanders, fervente tegenstanders en alles wat daar tussenin zit (en dat is doorgaans veel) buitelen over elkaar heen. Voor de twee andere poten van de Trias is doorgaans veel minder aandacht: verspilling tegengaan en het efficiënt gebruiken van fossiele brandstoffen.
Misschien komt het gewoon door de menselijke aard. Het is leuker voor een minister om te poseren bij een nieuw zonnepark. Leuker voor de wethouder om een lintje door te knippen bij een waterstofpilot. Leuker voor een journalist om iets te schrijven over een nieuwe batterij. En geen misverstand, al deze zaken zijn belangrijk. Maar we kunnen klimaatverandering niet alleen tegengaan met het CO2-vrij maken van onze energievoorziening. Zo komen we er niet. Meerdere experts hebben al terecht aandacht gevraagd voor een onderschoven kindje: energie besparen. Laten we dat dan gaan doen. En ik bedoel écht.
“Iedereen is toch voor energiebesparing? En we doen nu toch al veel? Nou, dat is maar hoe je het bekijkt”
Hoezo echt? Iedereen is toch voor energiebesparing? En we doen nu toch al veel? Nou, dat is maar hoe je het bekijkt. De overheid zet formeel in op 1,5% energiebesparing per jaar. En dat halen we vaak al niet. Dus kunnen we niet veel meer doen?
Er is een aantal manieren om energiebesparing te stimuleren. Vriendelijk met elkaar afspreken, bijvoorbeeld via convenanten. Een typisch Nederlandse aanpak. Soms geroemd, iets vaker verguisd. Werken ze? Soms wel, soms niet. Maar de stelling dat convenanten niet tot het maximale resultaat leiden is niet heel moeilijk te verdedigen.
Hoe moeten we het dan aanpakken? Vraag het een econoom en die zal roepen: beprijzen! Als iets duurder wordt, dan gaan we het vanzelf minder gebruiken. In theorie klopt dat, maar in de praktijk niet altijd. Er zijn namelijk ook nog andere prikkels. Bedrijven geven dat ook gewoon zelf toe. Er zijn talloze zaken waarin geïnvesteerd kan worden “zolang er manieren zijn om sneller geld te verdienen en er geen verplichting is om te besparen op energieverbruik, laten veel bedrijven het achterwege.” Aldus de voorman van de VEMW.
Ja, maar, hoor ik een econoom nu fluisteren in mijn oor, als de prijs maar hoog genoeg is dan gaan ze vanzelf om. De ETS-prijs wordt steeds hoger, dus er komt steeds meer druk op en bedrijven gaan dan echt wel energie besparen. Nou zijn de energieprijzen het afgelopen jaar door het dak en daarna door de dampkring gegaan. De aanleiding is natuurlijk dramatisch en de gevolgen zijn buitengewoon heftig. Maar het zorgde er ook voor dat we konden zien of het klopt wat economen vaak beweren: namelijk als de prijs maar hoog genoeg wordt dan gaan we écht fors besparen.
En gebeurde dat? Het antwoord is… lastig te geven. Ja en nee. Op sommige plekken wel, op sommige plekken niet of nauwelijks.
“Er zijn gekkere voorbeelden: mensen die met het vliegtuig (!) overwinteren in Spanje om hier stookkosten te besparen”
Vooropgesteld, we hebben in 2022 fors energie bespaard. Gezien de crisis en de prominente rol die gas speelt, concentreren we ons daar even op. In 2022 hebben we een 25% minder gas verbruikt dan in 2021. We gingen van ruim 40 miljard m3 naar 31 miljard m3. In de podcast Studio Energie wordt uitgebreid toegelicht hoe we dat gerealiseerd hebben. De inschatting is dat we 2 miljard hebben bespaard door een hogere productie van wind- en zonne-energie (top!). Verder was de winter van 2021 erg zacht, wat 1 miljard scheelde (mazzel). Ruim 3 miljard hebben we bespaard in huishoudens en het mkb. En dat is niet alleen maar door extra isolatie gerealiseerd. Hetzelfde geldt voor de andere 3 miljard. Die werd gerealiseerd bij de grootverbruikers. En ook daar was de weinig sprake van vrijwilligere besparing door efficiënter te gaan werken.
De tekst loopt hieronder door.
Er is dus fors bespaard. Of die besparing wenselijk was, is niet objectief te beantwoorden, maar we kunnen veilig vaststellen dat een stevig deel van de besparing door de meeste mensen niet is toegejuicht. Fabrieken die nuttige producten maken, schakelen terug. Bakkers die niet meer rond komen. Mensen die noodgedwongen de verwarming terugdraaien. En er zijn gekkere voorbeelden: mensen die met het vliegtuig (!) overwinteren in Spanje om hier stookkosten te besparen.
En tegelijk wordt er op veel plaatsen vrolijk doorgestookt: terrasverwarmers, kantoorverlichting et cetera. Dus nee, ook zeer hoge prijzen zorgen niet automatisch voor besparing. Daar komt bij dat constant heel hoge energieprijzen en/ of energieprijzen die heel erg fluctueren zeer grote nadelen hebben. Onze welvaart is gebouwd op lage en redelijk stabiele energieprijzen. Misschien zijn structureel iets hogere prijzen wenselijk maar heel hoge prijzen hebben grote effecten. En zelfs die heel hoge prijzen zorgen dus niet overal voor energiebesparing.
“De lijst is eindeloos maar het resultaat is telkens hetzelfde: we verspillen energie, op een enorme schaal”
De overheid heeft meer mogelijkheden om energiebesparing te bevorderen. We hebben in het verleden alle vormen in meer of mindere mate geprobeerd. Maar laten we eerlijk zijn: met alleen vriendelijk vragen en overleggen blijven we doormodderen.
Want medewerkers van bedrijven, huiseigenaren, gebouwverhuurders etc hebben veel goede en heel veel minder goede redenen om energiebesparing niet te doen: Gebrek aan geld om te investeren, risico’s voor de bedrijfsvoering, zorgen over al het regelwerk en gedoe, afgerekend worden op andere zaken dan energiebesparing, verantwoordelijkheden die ergens anders liggen. De lijst is eindeloos maar het resultaat is telkens hetzelfde: we verspillen energie. Op een enorme schaal. Ondertussen warmt het klimaat op, lacht Poetin in zijn vuistje en gooien we bakken met geld weg. En is de potentie dan zo groot? Ja. De potentie in bijvoorbeeld de industrie is zeer groot. Maar zelfs als bedrijven inzicht krijgen in besparingsmogelijkheden, dan nóg nemen ze die regelmatig niet.
Dus wat dan? Wat écht helpt is normeren. Én handhaven. Die combinatie is essentieel. Alleen normen werken niet. De overheid kan met bossen wortels aankomen maar er moet ook een stok zijn. Anders gaan we het niet doen. Recent en licht tragisch voorbeeld is de verplichting dat alle kantoren in Nederland per 1 januari 2023 minimaal energielabel C moeten hebben. Die afspraak komt uit het energieakkoord van 2013 (!). Eigenaren van kantoren hadden dus tien jaar de tijd om zich hier op voor te bereiden. Op de peildatum voldeed ‘maar liefst’ 55% aan deze eis. De rest niet, 35% had zelfs nog helemaal geen label… Het is om licht gek van te worden.
Maar normering kan gelukkig ook zeer effectief zijn. Een prachtig voorbeeld is de ecodesignrichtlijn. De Europese richtlijn die energie-efficiency eisen stelt aan talloze apparaten. Het is een van de beste milieumaatregelen allertijden. Het bespaart consumenten en bedrijven miljarden euro’s per jaar. En normering zorgt niet alleen voor energiebesparing maar zet ook aan tot innovatie. Daar kan niemand tegen zijn. Normeren dus. Dus normen opstellen en investeren in omgevingsdiensten, inspectie etc.
“Als we de urgentie nu niet voelen, wanneer dan wel?”
En nog een stap verder, ja nu wordt het echt radicaal. We kunnen ook zaken… verbieden. Met sommige zaken moeten we gewoon stoppen. Ja, maar Nederlanders zijn allergisch voor verboden! Daar gaat je draagvlak! We praten elkaar constant aan dat verboden tot enorme weerstand leiden. Tot bepaalde hoogte klopt dit vast. Maar laten we niet te bang zijn. Weet u nog van het verbod op gratis plastic tasjes in winkels? Sinds 1 januari 2016 ingevoerd. Vooraf schreeuwden winkeliers moord en brand. Heeft u iemand hier nog over gehoord de laatste tijd? Precies. Laten we ook dit instrument gericht inzetten.
Een strenge norm of een verbod heeft ook voordelen. Het geldt voor iedereen. Restauranteigenaren schaffen terrasverwarmers niet af zolang hun concurrent ze wel blijft aanbieden. Als een gemeente terrasverwarmers overal verbiedt (en meedenkt over alternatieven zoals dekens en evt. verwarmde kussens) dan is dat probleem opgelost. Net zoals de overheid overal roken verbood in de horeca. En laten we wel zijn, deze maatregel is echt veel minder vergaand, dus dit moeten we ook kunnen regelen met elkaar toch? Ik waag me hier niet aan andere voorbeelden (hoorde ik iemand bladblazers zeggen) maar laten we er op z’n minst over nadenken en niet meteen verkrampen als het woord ‘verbod’ langskomt.
En er zijn hoopvolle ontwikkelingen. De minister van Economische Zaken en Klimaat gaat de handhaving eindelijk versterken en steeds meer bedrijven energiebesparing opleggen. Ook andere landen staan niet stil en maken beleid, zij kunnen tot voorbeeld dienen voor ons. En het Europees Parlement wil ook doorpakken.
Dat is goed nieuws. En toch. We kunnen beprijzen, normeren, handhaven en verbieden tot we een ons wegen. Uiteindelijk gaat het ook om cultuur, om urgentie. Hoe belangrijk vinden we dit nou echt? Waarom zou je nodeloos energie willen verspillen? Het kost ons geld, het is slecht voor het milieu en voorlopig steunen we er ook nog foute regimes mee. We moeten toe naar een cultuur waarin het normaal is om zuinig om te gaan met energie. Als we de urgentie nu niet voelen, wanneer dan wel?