In de toekomst kijken kan niemand. Tenminste, niet precies. Wat wel kan, is op basis van scenario’s waarschijnlijkheidsstudies uitvoeren en die gebruiken voor het maken van beleid. En dat is precies wat we doen: in de politiek in Europa en in Nederland, maar ook in het bedrijfsleven. Het werken met scenario’s houdt vanzelfsprekend wel in dat je bepaalde aannames doet per scenario. De realiteit is echter dat zo’n scenario nooit precies uitkomt. En als het al eens uitkomt, kan ik u verzekeren, is het meestal niet om de juiste redenen. Toch zijn die scenariostudies erg belangrijk, omdat je als beleidsmaker of bedrijf zonder zo’n studie en bijpassende risicoanalyse geen langjarig beleid kunt uitstippelen of meerjarige investeringen kunt doen.
Ook qua klimaat- en energiebeleid wordt gebruik gemaakt van zulke scenario’s. Bekende voorbeelden zijn de scenario’s van de internationale oliemaatschappijen, maar ook die van het Internationaal Energieagentschap (IEA) en die van het Network for Greening the Financial System (NGFS). De scenario’s met de meest extreme uitkomsten worden vaak als uitgangspunt genomen. Zo is het gevolg van een scenario waarbij er helemaal geen beleid wordt uitgevoerd, dat de mensheid te maken krijgt met sterk fysieke risico's als gevolg van klimaatverandering. Aan de andere kant staat juist een scenario dat uitgaat van een snelle transformatie qua energievraag en samenstelling van de economie om op een zo snel mogelijke termijn te komen naar een wereldwijde CO2-neutrale economie (net-zero), vaak in 2050. Dit scenario gaat juist gepaard met grote transitierisico’s.
“We komen verder dan sommigen denken, maar minder ver dan anderen hopen”
De kans dat we van vandaag op morgen een volledige transformatie van de energiemarkten (dus vraag- én aanbodzijde) mee gaan maken is zo goed als nihil. Dit is net zo onlogisch als denken dat we helemaal geen klimaat- en energiebeleid voeren en er dus niets gebeurt. Het is dan ook niet moeilijk om vast te stellen dat de kans groot is dat de werkelijkheid ergens tussen deze twee extreme scenario’s uit zal komen. Of we hier onze mondiale klimaatdoelen zoals afgesproken in Parijs mee gaan halen? De tijd zal het leren. Het zou zomaar kunnen dat ‘we’ veel verder komen dan sommigen denken, maar minder ver dan anderen hopen.
Het is veel vaker al gezegd: we investeren al geruime tijd veel te weinig in de verschillende energiebronnen. Veel te weinig in infrastructuur en in hernieuwbare energiebronnen, met netcongestie als gevolg. En omdat we daardoor langer afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen zien we dat ook daar steeds meer schaarste dreigt. Vooral omdat daar de investeringen juist al wel sterk afgebouwd worden. De gevolgen hiervan zien we reeds. Denk aan de hoge energieprijzen en de prijzen aan de pomp. Het gevolg is dat we dus op alle delen van de trias-energetica dreigen te verliezen. De trias-energetica waarop ons energiebeleid altijd is gestoeld: betaalbaarheid, duurzaamheid en voorzieningszekerheid.
“Overheden, NGO’s en financiële instellingen zitten steeds vaker op de stoel van de ondernemer”
Veel besluitvorming wordt momenteel gedaan onder de noemer van langetermijnbeleid richting een Net-zero 2050 scenario. Toch wordt aan het eigenlijke doel van dit scenario (Parijs, streven naar maximaal mondiaal 1,5 graden Celsius temperatuurstijging) vaak voorbijgegaan en zitten overheden, NGO’s en financiële instellingen steeds vaker op de stoel van de ondernemer. Dit door bepaalde keuzes te maken qua technologie, investeringen in sommige oplossingen te bevorderen en andere oplossingen juist uit te sluiten, en naar mijn mening te veel focussen op lokale dure en minder zinvolle oplossingen en het laaghangende (internationale) fruit maar laten hangen. De keuzes worden veel te veel gemaakt met zicht op de korte termijn lokale ontwikkelingen en houden minder zicht op de langere termijn doelen in 2050. Het grotere en eigenlijke doel – het tegengaan van mondiale temperatuurstijging – verliezen we hiermee nog wel eens uit het oog. En dat terwijl het allemaal niet zo moeilijk hoeft te zijn, toch?
“Overheden stellen kaders, bedrijven voeren de transitie uit”
Uiteindelijk zijn het de overheden die de kaders stellen en de bedrijven die de energietransitie moeten uitvoeren. Bedrijven die een commercieel belang hebben (winst maken/voortbestaan) en tegelijkertijd door concurrentie de prijzen zo scherp mogelijk dienen te houden. Dit laatste is het beste voor de consument die, veelal getriggerd door de keuze voor de laagste prijs of meer comfort, de echte transitie moet gaan leiden. Immers, als de consument een draai richting duurzaam volledig omarmt gaan die bedrijven echt wel mee als zij een toekomst willen hebben.
Zolang er oplossingen worden uitgesloten (terwijl toch echt alle opties nodig zijn om enigszins in de buurt te komen van het halen van de klimaatdoelen), investeringen achterblijven (hernieuwbaar én fossiel, wat ten koste gaat van de voorzieningszekerheid), en de prijzen voor de consument dus steeds verder op zullen lopen, zal het wel meevallen met de transitierisico’s én de fysieke risico’s. We zullen immers ergens in het midden uitkomen. Een bijkomend nadeel: alle doelen gemist. Een disruptieve transitie lijkt hiermee een feit. En dat terwijl een energietransitie die het pad volgt naar een net-zero situatie in 2050 volgens mij juist eerder haalbaar is als de balans tussen betaalbaarheid en voorzieningszekerheid meer in ogenschouw wordt gehouden. Maar dan moeten we wel een beetje vertrouwen hebben in onze ambities en intenties, en het polariseren van het debat en alle achterdocht laten varen. Benieuwd of we hiervan de eerste signalen gaan zien bij de COP28 in Abu Dhabi.