Het bijna afgelopen jaar heeft in het Nederlandse klimaatbeleid vooral in het teken gestaan van concreet voorbereiden van nieuwe afspraken en nieuwe kaders. Aan de elektriciteitstafel is er al van daden sprake – de wet om geen kolen meer te verstoken is door de Eerste Kamer, er komen tenders voor wind op zee – maar ook bij de andere tafels komt het nu op uitvoering aan. Ik geef daarvan de twee belangrijkste voorbeelden. Daarna behandel ik een recente internationale vergelijking waarin Nederland lager scoorde.
“Nederland koerst af op reductie broeikasgas van 43 tot 48 procent”
De in november door het PBL gepubliceerde analyses indiceerden dat Nederland met de afspraken van het Klimaatakkoord op een reductie van broeikasgasemissies van 43 tot 48 procent afkoerst. Niet genoeg om het Klimaatwetdoel van 49 procent te halen, maar meer dan veel waarnemers enkele jaren geleden voor mogelijk hadden gehouden. De Green Deal van de Europese Commissie biedt daarbij nieuwe mogelijkheden. Voor de industrie zal een mogelijke CO2 belasting aan de grens op producten van buiten de EU die niet schoon zijn geproduceerd, het level playing field kunnen verbeteren. De nadruk op transport in deze Green Deal is belangrijk, omdat het meest effectieve transportbeleid toch normen voor auto’s betreft.
“Afspraken helder, komt nu aan op uitvoering”
De afspraken in het Klimaatakkoord voor de Nederlandse industrie zijn helder. Het lijkt dat we ook een echt verhaal hebben over de contouren van een toekomstbestendige industrie. Het gaat daarbij om een combinatie van geheel nieuwe processen waarin ook van circulair gebruik van materialen sprake is, elektrificatie in samenhang met driekwart schone elektriciteit, afvang en opslag van koolstof, en waterstof als nieuwe energiedrager. Veel is daarbij uiteraard nog onduidelijk – zoals wat de rol van olie op lange termijn is, waarvan het aandeel in de brandstofmix richting 2030 alleen maar toeneemt. Ook is onbekend hoe snel de kosten voor waterstof zullen dalen.
Waar het nu vooral op aan komt is de uitvoering. Bedrijven weten pas echt waar ze aan toe zijn als de aanpak in elk geval op twee punten is uitgewerkt. Er ligt dan een wetsvoorstel over de CO2 prijs voor de emissie boven de benchmark die garandeert dat het totale sectordoel wordt gehaald. En minister Wiebes heeft aangegeven welke energieopties voor CO2 reductie op welke wijze voor ondersteuning door de SDE++ in aanmerking komen. Daarnaast zal vernieuwing en uitbreiding van infrastructuur bepalend zijn. Een commissie is hiermee aan de slag,denkt na over precieze knelpunten en zal vervolgens oplossingsrichtingen aandragen.
“CCS lijkt noodverband, maar maakt bij bloedende wond daadwerkelijk verschil”
Een grote vraag is of het Nederland, anders dan andere landen, echt zal lukken stappen bij afvang en opslag van koolstof (CCS) te zetten. CCS lijkt een beetje een noodverband, maar bij een bloedende wond maakt het al of niet aanbrengen van een verband nu net het verschil. Niemand durft erg trots te zijn op CCS, vandaar de door velen gebruikte naam ‘tussenoplossing’. Maar tezelfdertijd lijkt CCS een optie waar juist Nederland concreet daden kan laten zien die elders nog niet mogelijk blijken, heel veel reductie zou kunnen opleveren en bij succes een voorbeeld voor anderen kan zijn.
In de gebouwde omgeving gaat het nu niet om megatonnen aan CO2 reductie, maar om verdere stappen in het proces. Het komend jaar zal bepalen of het gemeenten lukt de samenwerking met wijken en hun organisaties te vinden. Het aantal energiecoöperaties is dit jaar weer gestegen en vele hiervan kijken, behalve naar wind- en zonne-energie, nu ook naar mogelijkheden de lokale warmtevoorziening te verduurzamen. Financieel ondersteund door het ministerie van BZK bezien de eerste wijken hoe ze van het aardgas af kunnen. Een nieuwe uitvraag voor gemeenten om hieraan deel te nemen is geopend. Een Participatiecoalitie is van start gegaan om gemeenten te ondersteunen in het goede gesprek met wijken. Maar iedereen die een simpele som maakt, ziet dat alternatieve energiebronnen duurder zijn dan aardgas. Zolang dat evident het geval is en de alternatieven niet het individuele gemak bieden van aardgas, zijn we nog niet van dat aardgas af. Dat hoeft ook niet. 2050 duurt nog even, maar de kosten van de alternatieven zullen echt omlaag moeten.
“Nederland denkt goed bezig te zijn, maar heeft middenpositie”
Nederland denkt heel goed bezig te zijn. Het was dan ook verrassend dat in de vorige week verschenen Climate Change Performance Index (CCPI) we niet alleen slechts een middenpositie bezetten, maar zelfs enkele plaatsen achteruit gingen ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze CCPI is een jaarlijks overzicht van prestaties en beleid inzake broeikasgassen, hernieuwbare energie en energieverbruik. Nederland is op deze index gedaald naar plaats 29, na Slowakije en Griekenland en voor China en Estland. De Europese Unie als geheel scoort nummer 22.
De kritische beoordelaars vinden geen enkel land goed genoeg, maar op de plaatsen 4 tot 7 staan Zweden, Denemarken, Marokko en het Verenigd Koninkrijk. De laatste drie zijn Taiwan, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten. Denemarken steeg fors door de aanscherping van zijn Klimaatwet met een doel van 70 procent reductie van broeikasgassen in 2030, uitfasering van kolenstook en een actief op klimaat gericht landbouwbeleid. Het Verenigd Koninkrijk werd geprezen om de feitelijke reductie van broeikasgassen, de uitfasering van kolenstook in 2030 en de wettelijk vastgelegde koolstofneutraliteit in 2050.
Nederland kreeg complimenten voor de inzet van het klimaatbeleid – zowel nationaal als internationaal – en de ambitie richting 2030, maar de omvang van de broeikasgasemissies, en met name de netto emissies van het landgebruik, het aandeel en de trend van hernieuwbare energie en het energieverbruik per hoofd van de bevolking bezorgden ons dit jaar een lagere puntenscore. Als Nederland voortvarend de gemaakte afspraken bij het Klimaatakkoord nakomt en de Klimaatwet daadkrachtig uitvoert, maken we vast een kans volgend jaar op de index te stijgen.