De bedrijfstak die fossiele brandstoffen produceert, verhandelt en distribueert staat wereldwijd onder druk. In Nederland merkt vooral de aardgassector dat externe ontwikkelingen zoals de gasaardbevingen in Groningen maar ook klimaatverandering het bestaande verdienmodel uithollen. De energie-industrie moet zich bewust zijn van deze ingrijpende verandering en een nieuw businessmodel ontwikkelen dat primair gebaseerd moet zijn op maatschappelijke verantwoordelijkheid en niet op winstmaximalisatie. Alleen als de industrie duidelijk kan maken dat zij een onmisbaar onderdeel is van oplossing van het transitievraagstuk, heeft zij toekomst, betoogde Anton Buijs op Flame.
Anton Buijs sprak op 14 mei als gast op de conferentie Flame in Amsterdam. Hieronder staat de vertaalde tekst van de speech, die hij in het Engels gaf.
Goedemiddag dames en heren,
Ik dank de organisatie van Flame dat ik vandaag met u kan spreken over een onderwerp dat van het grootste belang is voor mijn onderneming, GasTerra, en met argusogen gevolgd wordt binnen de gasindustrie in binnen- en buitenland. Ik heb het dan over een fenomeen waarvan u hier de treurige illustratie ziet: de aardbevingen in de Nederlandse provincie Groningen als gevolg van de aardgaswinning ter plaatse. En dan vooral – dit is per slot van rekening een gasconferentie – over de gevolgen hiervan voor onze sector.
Voor de goede orde: u krijgt van mij geen grafieken en tabellen te zien. Ik ben een communicatie- en public affairs-specialist. Dagelijks houd ik mij bezig met de interactie tussen maatschappelijke en politieke ontwikkelingen enerzijds, de werkelijkheid zoals onze sector die ziet anderzijds en hoe we daar als bedrijf en sector op moeten reageren. Waar het mij vanmiddag om gaat, is aan u duidelijk te maken dat feiten, cijfers, berekeningen, modellen en al het andere waar onze bedrijfstak in excelleert, in bijzondere omstandigheden van secundair belang kunnen zijn. En wij zitten middenin zulke omstandigheden. De aardbevingen in Groningen zijn in mijn land de perfecte illustratie dat nuchtere, rationele analyses niet of slechts ten dele bepalen hoe de samenleving met “objectieve” feiten omgaat. Die omstandigheid creëert nieuwe werkelijkheden, waar de betrokken bedrijven mee moeten leren omgaan.
“Kennis en vaardigheden van energie-industrie kunnen maatschappelijk succes in de weg staan”
Kennis en vaardigheden van energie-industrie kunnen maatschappelijk succes in de weg staan
Helaas blijkt vaak dat wij, de industrie, daar niet echt goed in zijn. De kennis en vaardigheden die je nodig hebt om operationeel en financieel een succesvol energiebedrijf te zijn, kunnen je om maatschappelijk en politiek te kunnen scoren juist danig in de weg zitten. Dit geldt overigens niet alleen voor onze sector. Met name het multinationale bedrijfsleven staat er in ons deel van de wereld niet al te best voor. Dat heeft naar mijn smaak onder meer te maken met het ontbreken van een antenne voor wat er in de samenleving speelt of althans het onvermogen om wat daar speelt voldoende serieus te nemen. Management en medewerkers zijn net mensen. Ze zijn veelal op de eigen werkomgeving gericht, bevestigen elkaar graag in hun in opvattingen en stellen zich in bepaalde gevallen zelfs belerend op ten opzichte van de buitenwereld.
Dames en heren, terug naar de case van vandaag: Groningen.
Velen van u die hier aanwezig zijn, kennen de geschiedenis van de gassector in Europa. Die begon aan het einde van de jaren vijftig in Nederland met de ontdekking van wat toen het grootste bekende gasveld ter wereld was. Op een bepaald moment werden de reserves bepaald op bijna 3000 miljard kubieke meter. Na de ontdekking ontwikkelde Nederland zich in no-time tot een gasland. De inkomsten waren zo hoog, dat Nederland na verloop van tijd door het leven ging als een semi-OPEC-land. Het leidde ook tot wat het tijdschrift The Economist decennia geleden als de Dutch Disease omschreef: het teren op de aardgasbaten om, zoals de voormalige premier Den Uyl zei, ‘leuke dingen voor linkse mensen te doen’, zij het helaas zonder fiscale discipline.
“Ontwikkeling van Europese gasmarkt is grote verdienste van Nederland”
Afijn, dat alles ligt ver achter ons en moet ons niet het zicht ontnemen op wat de voornaamste verdienste van de Nederlandse autoriteiten is geweest, in samenwerking met de oliemaatschappijen Shell en ExxonMobil: de ontwikkeling van een Nederlandse én, als direct gevolg daarvan, Europese gasindustrie en gasmarkt op een continent dat tot de ontdekking van het Groningenveld voor zijn energievoorziening hoofdzakelijk aangewezen was op olie en kolen. Wie zich afvraagt waar de nog steeds onmisbare langetermijncontracten met heronderhandelingen en arbitrages vandaan komen, verwijs ik naar die periode, aan het begin van de jaren zestig, toen de gaswinning hier nog synoniem was met welvaart en comfort. Sindsdien zijn honderden miljarden euro’s aan gasinkomsten voornamelijk naar de Nederlandse staat gestroomd, wat overigens niet wil zeggen dat de betrokken oliemaatschappijen een schijntje kregen. Er waren jaren dat een aanzienlijk deel van hun netto concernwinst afkomstig was uit de gaswinning in Nederland.
Het overgrote deel van het Groningenveld bevindt zich onder de Provincie Groningen, een klein deel loopt door tot in de Duitse regio Ostfriesland. Zorgen over de plaatselijke effecten van de gaswinning bestonden al langer. Deze spitsten zich voornamelijk toe op bodemdaling maar er waren ook deskundigen die waarschuwden voor aardbevingen. Vanaf de jaren negentig vonden die ook daadwerkelijk plaats, maar dit leidde nog niet tot al teveel onrust, omdat de bevingen niet zo sterk waren. Pas in 2012 ging het echt mis. Bij het dorpje Huizinge werd op 16 augustus een beving gemeten van 3,6 op de Schaal van Richter. De schade bleek aanzienlijk. Na deze beving volgden er meer. Het was direct duidelijk dat dit niet langer als een beheersbaar risico kon worden afgedaan. Het staatstoezicht op de Mijnen waarschuwde dat bevingen boven 5 op de Schaal van Richter niet langer konden worden uitgesloten. De maatschappelijke, politieke en psychologische impact van deze boodschap was enorm en leidde uiteindelijk tot duizenden schademeldingen en een reeks van productiebeperkende maatregelen. In januari 2018, na weer een zware beving, van 3,4, nu bij het dorpje Zeerijp, besloot het Nederlandse kabinet onverwacht de productie op termijn geheel stil te zullen leggen. Dit ondanks het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen om het productieniveau op het veilig geachte niveau van 12 BCM te maximeren. Uiterlijk in 2030 gaat de kraan dicht. Tot die tijd zal de productie verder dalen, zoveel als de vereiste garantie op leveringszekerheid toelaat. 2022 is in dit verband een cruciaal jaar. Dan komt een nieuwe stikstoffabriek van Gasunie Transport Services aan de lijn, waarmee hoogcalorisch gas uit andere bronnen op de laagcalorische kwaliteit van het Groningengas kan worden gebracht. De winning van gas uit Groningen eindigt dus minstens een decennium eerder dan we vroeger dachten.
Dames heren,
Zoals ik al zei ga ik vandaag niet in op de specifieke markteffecten van de snel verminderde productie uit Groningen. Die zijn bij iedereen die erin geïnteresseerd is, ook gevoeglijk bekend. Mij gaat het erom duidelijk te maken dat belangrijke externe gebeurtenissen, die op zich niet gerelateerd hoeven te zijn aan, in dit geval, de gasindustrie er toch een enorm grote invloed op kunnen hebben. Bekend is een beroemde uitspraak van de vroegere Britse premier Harold MacMillan. Die zei ooit, toen een jonge reporter hem vroeg wat hij het meeste vreesde, zuchtend: “events my boy, events”. Soms zijn die events natuurrampen zoals de tsunami in het Japanse Fukushima. Vaker gaat het om verwikkelingen die mensen zelf veroorzaken. Overheden nemen maatregelen die goed liggen bij de meerderheid van de bevolking, maar die bedrijven zien als ‘irrationeel’ of schadelijk voor economie en werkgelegenheid (lees hun continuïteit). Burgers kunnen in opstand komen. Conflicten kunnen landen en regio’s in de afgrond storten. Industriële activiteiten leiden tot overlast en/of maatschappelijke onrust, wat overheden dwingt maatregelen te nemen die ten koste gaan van de financiële resultaten van de betrokken ondernemingen, enzovoort.
“Besluiten van overheden liggen vaak goed bij de bevolking, maar slecht bij bedrijven”
De aardbevingen in Groningen vallen in de laatste categorie. Niemand zat daar natuurlijk op te wachten, maar na de eerste grote klap werd een keten van gebeurtenissen in gang gezet, die uiteindelijk zal leiden tot een vroegtijdig overlijden van de grootste en productiefste melkkoe die Nederland ooit heeft gezien en in de toekomst zal zien. Vele tientallen miljarden euro’s zullen achterblijven in de Groningse bodem. De lokale bevolking zit met een kater, want de afhandeling van de schadedossiers is een lange lijdensweg gebleken. Er is hierdoor een antigasstemming in het land ontstaan. Zelfs het kabinet is van mening dat we zo spoedig mogelijk van het gas af moeten en bevordert de inzet van alternatieve energieoplossingen. Samengevat: niet de vermindering van de gasproductie op zich heeft een ingrijpende impact op de gasmarkt – die kan worden vervangen door importen – maar de antigasbeweging die het gevolg is van de gebeurtenissen in Groningen.
“Als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen, moet het roer drastisch om”
De situatie in Groningen is echter niet meer dan een voorbeeld. We zullen, nu we toenemend worden geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering binnen en buiten Europa in brede zin voor de vraag komen te staan wat maatschappelijk verantwoord ondernemen voor onze sector precies betekent. Ik ben van mening dat we hiervoor het roer drastisch moeten omgooien en zo snel mogelijk afscheid moeten nemen van het oude denken.
Wat, dames en heren, bedoel ik daar precies mee?
Organisaties zijn van nature gericht op het veiligstellen van hun continuïteit. Die houding vertaalt zich in bedrijven in het beschermen van product of dienst en marktaandeel, want die zijn per slot van rekening de raison d’être van het ondernemen. Bedrijfslobbyisten hebben dus normaal gesproken een overzichtelijke opdracht. Zij moeten de belangen van de onderneming behartigen door bestuurders, politici en andere stakeholders aan te moedigen om niets te doen wat die belangen kan schaden, maar juist beleid te ontwikkelen dat hun organisatie opstoot in de vaart der volkeren. Ik begrijp het wel maar het is kortzichtig. Zeker in onze tijd, die met een aantal maatschappelijke vraagstukken kampt waarop het aandeelhouderskapitalisme geen geloofwaardig antwoord heeft. Sterker nog: het vrije spel van vraag en aanbod kan de problemen juist verergeren als dit niet ‘in check’ wordt gehouden door middel van regulering en, niet te vergeten, vrijwillige terughoudendheid van bedrijven. Dit geldt a fortiori voor ondernemingen die producten verkopen die we aan de ene kant nog keihard nodig hebben – denk aan fossiele brandstoffen – maar daarnaast ook milieuschade aanrichten en daarom op termijn vervangen moeten worden door oplossingen die wel de voordelen maar niet de nadelen hebben van wat er eerst was. Doen ze dat niet dan zullen ze naar mijn overtuiging hun license to operate verliezen. En als gevolg daarvan hun verdienmodel en continuïteit.
“Het gaat in Groningen niet om klimaat maar om veiligheid”
Vertaald naar de gassector betekent dat we ons verdienmodel kritisch tegen het licht moeten houden. Traditioneel zijn we net als andere bedrijfstakken gericht op omzet- en winstmaximalisatie. In het licht van de klimaatcrisis zullen we naar mijn overtuiging moeten streven naar minimalisatie van broeikasgasemissies, CO2 en methaan. Voor de goede orde: “Groningen” heeft niets met klimaatbeleid te maken (men vergeet dit nog wel eens in Nederland), maar over veiligheid. Maar het is een goed voorbeeld van wat er gebeurt als het oude beproefde verdienmodel te lang in stand wordt gehouden, terwijl de externe omgeving dit in feite onmogelijk maakt.
Dames en heren,
Ik kom aan het slot van mijn betoog. Vandaag heb ik gesproken over wat er kan gebeuren als overheid en bedrijven te lang vasthouden aan bestaande verdienmodellen die in feite niet meer houdbaar zijn. In zulke omstandigheden, vind ik, moet je het aanpakken van het vraagstuk centraal stellen en je product opnieuw positioneren binnen het daardoor nieuw gecreëerde strategisch kader. En, zeg ik er als communicatiespecialist direct bij, bedrijven zouden hun communicatiestrategie stevig in moeten bedden in alle activiteiten. Niet after the fact maar ervóór. Onze stakeholders moeten ons vertrouwen en (opnieuw) beseffen dat ons product deel is van de oplossing in plaats van het probleem.
Gezien de wereldwijde onmisbaarheid van gas, voorlopig ook aardgas, voor welvaart en welzijn zou ik het een regelrechte ramp vinden, als we er niet in zouden slagen dat voor elkaar te krijgen.
Dank u wel.