De uitvraag voor de tweede ronde proeftuinen roept vragen op. Aan de ene kant wordt gevraagd om een uitgewerkte business case van de gekozen oplossing voor de wijk en een propositie aan bewoners. Aan de andere kant moeten gemeenten aangeven op welke manier en in welke mate bewoners en gebouweigenaren (mede)zeggenschap hebben bij de totstandkoming en uitvoering van het uitvoeringsplan en de keuze voor het warmtealternatief. Ik zal uitleggen waarom dat een probleem is.
De uitvraag vraagt om een uitgewerkte business case van de gekozen oplossing voor de wijk, oftewel een financiële onderbouwing waarin de haalbaarheid van het project, de betaalbaarheid voor de bewoners en gebouweigenaren en de kwaliteit van de businesscase(s) centraal staan. Voor een groot aantal gemeenten is dit in de praktijk een te vergaande eis. Zo blijkt uit de Rapportage Reflectieve Monitor 2019 dat de meeste proeftuinen uit de eerste ronde nog niet voldoen aan deze eis. Ze beschikken op dit moment nog niet over een uitgewerkte businesscase en bijbehorend aanbod voor de bewoners in 2020. Dat geldt ook voor veel gemeenten die nu een aanvraag voorbereiden. Zij hebben meestal al wel het nodige rekenwerk gedaan. Maar de definitieve keuze voor techniek willen gemeenten maken in overleg met bewoners en binnen het kader van het wijkuitvoeringsplan.
“Definitieve keuze moet in overleg met bewoners worden gemaakt”
Deze aanpak van gemeenten is consistent met andere eisen in de uitvraag, zoals dat het uitvoeringsplan voor deze aanvraag dient te starten in 2020. In de brief aan de tweede Kamer over de Uitwerking Klimaatakkoord gebouwde omgeving van 17 december 2019 wordt omschreven wat het uitvoeringsplan inhoudt en hoe deze zich verhoudt tot de Transitievisie Warmte. Er staat dat de Transitievisie Warmte bewoners en gebouweigenaren inzicht geeft met welke wijken de gemeente tot 2030 aan de slag gaat en de alternatieven voor de warmtevoorziening die worden overwogen voor die wijken. Er staat vervolgens dat de gemeente de definitieve keuze voorbereidt via een uitvoeringsplan. Aan de hand van het uitvoeringsplan wordt een keuze gemaakt voor het definitieve warmtealternatief voor een wijk en het moment waarop het gebruik van aardgas in de wijk wordt beëindigd. De gemeente stelt dit uitvoeringsplan op in samenspraak met bewoners, gebouweigenaren, netbeheerders en andere stakeholders. De definitieve keuze van de gekozen technische oplossing voor de wijk vindt plaats tijdens de eerste fase van het uitvoeringsplan.
Tijdens informatiebijeenkomsten over de proeftuinwijk is er meerdere malen een probleem aan de orde gekomen: als de techniek bij de aanvraag al gekozen moet zijn en er een uitgewerkte business case moet liggen, dan kan er geen participatie meer plaatsvinden. Het antwoord hierop was, dat als naar het oordeel van de gemeenten participatie gewenst is op de keuze van de techniek, dit proces dient plaats te vinden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag.
Het lijkt er, met andere woorden, op dat deze subsidie met name is bedoeld voor gemeenten die kiezen voor een top-down aanpak. In de huidige situatie, waarin steeds meer gemeenten in een vroeg stadium het gesprek aangaan met wijkbewoners, is dat een vreemde keuze. Een serieuze onderbouwing van de business case mag uiteraard worden gevraagd. Maar de definitieve keuze moet in overleg met bewoners worden gemaakt binnen het kader van het wijkuitvoeringsplan.
Daar is niet voor niets een heldere afspraak over gemaakt.