Zoeken

Van warmte- naar energieprogramma's? 

Auteur

Pieter Boot

Pieter Boot ziet dat in de huidige fase van de energietransitie een duidelijk signaal van de overheid wordt verwacht. “Bij ‘overheid’ denken we doorgaans aan het Rijk, maar er zijn er meer. Gemeenten zijn gevraagd in 2026 met een Warmteprogramma te komen, waarbij vele ervoor kiezen dit jaar al een concept te maken. Dit wordt een belangrijk document, dat veel mensen direct aangaat.”

Vijf jaar geleden, snel na de totstandkoming van het Klimaatakkoord, maakten gemeenten hun Transitievisie Warmte. Hierin stond verwoord welk perspectief buurten kregen om ‘van het aardgas af’ te gaan.  PBL had voorafgaand aan die documenten een Startanalyse gemaakt, waarin per buurt de meest en minder voor de hand liggende opties werden geschetst. Onder andere op basis van die analyse maakten de gemeenten hun plannen, die door de gemeenteraden werden vastgesteld. Ondertussen is de wereld natuurlijk flink veranderd. Het wordt spannend hoe gemeenten daarmee om zullen gaan. 

Ten eerste zijn de klimaatdoelen niet meer de enige waarmee in het transitiebeleid rekening wordt gehouden. Al voorafgaand aan de Russische inval in Oekraïne stegen de mondiale energieprijzen, die daarna verder toenamen en zich – afgezien van tijdelijke schommelingen - nog steeds op een hoger niveau bevinden dan daarvoor. De betaalbaarheid van energie heeft meer aandacht gekregen. En dat zal het houden, want we hebben het niet zo door, maar het nieuwe Europese beleidsinstrument ETS2 zal voor een opwaartse druk op de prijzen zorgen omdat is vastgelegd hoe het aantal emissierechten voortdurend zal dalen. Maar ook met de leveringszekerheid dient rekening gehouden te worden. De uitbreiding van het elektriciteitsnet kon die van vraag en aanbod niet bijbenen. In veel regio's zijn buiten de huishoudens geen nieuwe aansluitingen mogelijk, maar – minder zichtbaar – vaak begint ook de netspanning zich buiten de marges van betrouwbaarheid te begeven. Een simpel advies om overal maar (hybride) warmtepompen aan te leggen is op veel plaatsen wellicht niet meer uitvoerbaar. 

“Het heeft geen zin een warmteprogramma te maken als elektriciteit daarin niet meegenomen wordt”

In het verlengde daarvan is het inzicht toegenomen dat de energietransitie geen lineair proces is van A naar B, maar een zoektocht vol valkuilen en noodzakelijke omwegen – die ook worden gedreven door verschillende doelen van het energiebeleid zoals de zorg om leveringszekerheid en betaalbaarheid. Wetgevingsprocessen bleken veel langer te duren dan voor mogelijk werd gehouden, met als dieptepunt de impasse rond grote warmtenetten, waar wetgever en private eigenaren al jaren tegenover elkaar staan. Kosten zijn overal gestegen, zodat het ideaal om dan maar kleine warmtenetjes aan te leggen alleen door een samenloop van maatschappelijk vernuft, forse subsidiering en gemeentelijke kracht uitvoerbaar blijkt. We hebben, kortom, geleerd dat het veel moeilijker is dan aanvankelijk gedacht.

Maar door de hoge prijzen uit het verleden is het aardgasverbruik sneller gedaald dan toen voorzien. Verder is op veel plaatsen ook de gemeentelijke uitvoeringskracht toegenomen. Er is geïnvesteerd in contact met burgers, het ambtelijk apparaat is uitgebreid, er zijn omvangrijker subsidies en nationaal geld gekomen voor ondersteuning van gemeenten en burgers en de kennis is vergroot. 

Waar is het belangrijk in die geactualiseerde warmteprogramma's aandacht aan te besteden? Ik denk dat er vier belangrijke aandachtspunten zijn. 

De eerste is dat we geleerd hebben dat de transitie er geen is van aparte energiesilo's, maar van een geïntegreerd systeem. Warmte kan je dus niet los van elektriciteit programmeren. Als het perspectief voor sommige wijken is om te isoleren en (hybride) warmtepompen aan te schaffen kan dat alleen als bekend is dat het elektriciteitsnet daarvoor ruimte biedt. Anders worden in het bijzonder de vooroorlogse wijken in feite aan hun lot over gelaten. Het heeft dus geen zin een warmteprogramma te maken als elektriciteit daarin niet meegenomen wordt. Zo krijgen we energieprogramma's.

“Naast vertrouwen gaat het daarbij om de noodzakelijke uitvoeringskracht in gemeenten”

De tweede is dat warmtenetten kwetsbaar zijn. Kwetsbaar in de tijd – als het allemaal te lang duurt en er wel ruimte op het elektriciteitsnet is, gaat de goedwillende burger een hybride warmtepomp aanschaffen, waarmee hij de kans op het meer collectief georiënteerde warmtenet verkleint. Maar daarnaast ook kwetsbaar in kosten. De warmtenetten blijken duur en het kost veel organisatievermogen ze voor elkaar te krijgen. PBL verwacht in de Klimaat- en Energieverkenning 2024 dat slechts een zevende van het aantal bedoelde bestaande woningen in 2030 op een warmtenet aangesloten zal zijn (geen 500.000, maar 70.000). Toch mogen we ze niet vergeten en het is mooi dat de moeizame discussie over publiek/privaat aan kleinere (minder dan 1500 aansluitingen) warmtenetten voorbijgaat. Veel steden zijn al bezig hierop beleid te ontwikkelen, veel willen dat dit jaar ook gereed hebben. 

De derde is dat participatie meer is dan inspraak. Dat weten we in theorie natuurlijk allang, maar het blijkt steeds weer moeilijk dit in de praktijk te brengen. De Nationale Monitor Buurkracht 2024 laat zien dat bewonersorganisaties nog niet veel vertrouwen hebben in het mogen meebeslissen en in het onderling vertrouwen van gemeenten. Gelukkig zijn er meer dan genoeg actieve burgers en maatschappelijke groepen die hun bijdrage willen leveren en neemt het vertrouwen wel toe. Het jaarlijkse congres van HIER Opgewekt was dit jaar omvangrijker dan ooit en gonsde van de voorbeelden waaruit geleerd kon worden – ten goede of kwade. Naast vertrouwen gaat het daarbij om de noodzakelijke uitvoeringskracht in gemeenten.

“Bieden Warmteprogramma’s nou uitzicht op het halen van de klimaatdoelen als je rekening houdt met de zeer geleidelijke realisatie?”

De vierde is dat pragmatisch geopereerd moet worden. PBL laat zien dat – mede afhankelijk van de mate van isolatie - de eindoplossing met laagste nationale kosten in ruwweg een derde van buurten all electric is, in een derde warmtenetten en ook in ruwweg een derde hybride warmtepompen met schoon gas. In landelijke scenario's gaat het schone gas echter niet naar de gebouwde omgeving, omdat het schaars is en andere toepassingen dan meer voor de hand liggen. Hier moet toch enige duidelijkheid in komen, want hoewel het soms onvermijdelijk zal zijn dat de andere toepassingen voorgaan, moeten we dan wel erkennen dat dit deze burgers geld gaat kosten. Ook zou het goed zijn als gemonitord wordt wat de Warmteprogramma's bij elkaar opleveren: Bieden ze uitzicht op het halen van de klimaatdoelen als je rekening houdt met de zeer geleidelijke realisatie? 

Het zal niet makkelijk zijn Warmteprogramma's te ontwikkelen die aan verwachtingen van burgers en bedrijven recht doen en toch ook perspectief bieden. Als de klimaatambitie ingebed wordt in zorgen over betaalbaarheid en betrouwbaarheid van energie, en als het lukt integraal naar het energiesysteem te kijken, is het een mooie opdracht voor de gemeenten.

Pieter Boot

Pieter Boot is verbonden aan het CIEP en was sectorhoofd bij het PBL