Kortgeleden wijdde wetenschapsjournalist Maarten Keulemans in de Volkskrant een lezenswaardig artikel aan een uitstervend ras: de klimaatsceptici. Hij stelt daarin vast dat inmiddels vrijwel iedereen beseft dat de recente, voor iedereen waarneembare, snelle verandering van het klimaat geen natuurverschijnsel is. De echte oorzaak hiervan blijkt niet langer te ontkennen: De massale uitstoot van broeikasgassen, in het bijzonder kooldioxide, als gevolg van de grootschalige verbranding van fossiele brandstoffen. Einde debat zou je dus denken, maar zo simpel is het niet. De vroegere klimaatsceptici hebben, aldus Keulemans, andere argumenten gevonden om effectief klimaatbeleid te frustreren. Een bloemlezing: Een klein land als Nederland draagt zo weinig bij aan het probleem dat nationale oplossingen per definitie futiel zijn; China en andere landen gaan vrolijk door met het bouwen van kolencentrales dus sluiting hier helpt niet echt; er valt weinig meer aan de opwarming te doen, dus kunnen we beter investeren in klimaatadaptatie dan in duurzame energie; verduurzaming kost economisch en maatschappelijk veel en levert weinig op en - de favoriet van optimistische techneuten - geen zorgen, want toekomstige innovatieve schone technologie zal het vraagstuk oplossen. Kortom, luidt het verwijt, de klimaatsceptici van het verleden zetten hun anti-groene kruistocht voort zij het met andere middelen.
“Adaptatie is noodzakelijk, maar staat gelijk aan dweilen met de kraan open als het probleem niet bij de wortel wordt aangepakt”
De voorgaande argumenten hebben gemeen dat ze correct zijn of plausibel klinken, maar tegelijkertijd geen geldige reden zijn om niet op korte termijn te verduurzamen. Het klopt dat de bijdrage van Nederland aan de wereldwijde temperatuurstijging, en zelfs die van de EU als geheel relatief klein is, maar op basis van dat gegeven zouden bijna alle landen kunnen afzien van klimaatmaatregelen. Dat verduurzaming duur is, betwist verder niemand maar de kosten van niets doen zijn op den duur (veel) hoger. Adaptatie is noodzakelijk, maar staat gelijk aan dweilen met de kraan open als het probleem niet bij de wortel wordt aangepakt.
Eén punt van de klimaatsceptici nieuwe stijl verdient het om eruit gelicht te worden: het vertrouwen in toekomstige technologische oplossingen. In een column voor Energiepodium heb ik al eens betoogd dat die er vóór 2050 vrijwel zeker zullen komen en dat ik niet uitsluit dat mijn kleinzoon van nu twee jaar oud ‘tegen die tijd meewarig zijn hoofd zal schudden over de manier waarop wij in onze tijd de energievoorziening meenden te moeten verduurzamen' om de mondiale temperatuurstijging binnen de in Parijs afgesproken perken te houden. Toch zou het onverantwoordelijk zijn tegenover de miljoenen die nu al de destructieve gevolgen van klimaatverandering ondervinden, om op onze handen te gaan zitten in afwachting van de technische wonderen die de wereld definitief van dit vraagstuk zouden verlossen.
Dat is ook niet nodig, want ook zonder die mirakels kunnen we al veel meters maken. Sterker, dat gebeurt al, niet zonder slag of stoot en onverwachte tegenslagen, maar op het gebied van verduurzaming is de afgelopen jaren desondanks veel vooruitgang geboekt. En dat hoofdzakelijk met middelen die je inmiddels moeilijk als baanbrekend innovatief kunt betitelen: windmolens en zonnepanelen.
“Veelbesproken alternatieven, zoals de grootschalige inzet van biomassa en kernenergie, wijst hij om uiteenlopende redenen af als niet-duurzaam”
Dit jaar verscheen een boek waarin wordt betoogd dat we, in tegenstelling dus tot wat ik denk, het zelfs zonder alternatieve innovatieve technologie kunnen stellen om de energievoorziening op redelijk korte termijn nagenoeg volledig te vergroenen. Het heet No Miracles Needed. Subtitel: How Today’s Technology Can Save our Climate and Clean Our Air. De auteur is de invloedrijke Amerikaanse hoogleraar Mark Z. Jacobson. Hij doceert civil and environmental engineering aan Stanford University en geldt in de VS als een autoriteit op het gebied van energietransitievraagstukken. Zijn onderzoekswerk stond bijvoorbeeld aan de basis van de ambitieuze, in 2019 door het radicaal-progressieve congreslid Alexandria Ocasio Cortez gelanceerde, Green New Deal die sindsdien in (fors) afgeslankte vorm is overgenomen door de regering Biden.
Het prettige van Jacobsons boek is dat de inhoud ook geschikt is voor geïnteresseerden die niet technisch of wetenschappelijk zijn geschoold. De auteur schrijft vlot en toegankelijk. Hij bouwt zijn betoog rustig op met gedetailleerde, wetenschappelijk onderbouwde informatie over het energie- en klimaatvraagstuk, de uiteenlopende schadelijke gevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen, de verschillende nu al beschikbare vormen van duurzame energie en hun vele toepassingsmogelijkheden voor verwarming en koeling van gebouwen, transport in al zijn verschijningsvormen en industriële processen. Al deze energiebronnen en -dragers hebben gemeen dat ze direct of indirect met wind, zon en waterkracht (kunnen) worden geproduceerd. Jacobson gebruikt hiervoor stelselmatig de afkorting WWS – Wind, Water, Sun. Meer hebben we volgens hem niet nodig om alle schadelijke emissies vóór 2030 met 80% te elimineren en vóór 2050 (maar liever vóór 2035) volledig. Veelbesproken alternatieven, zoals de grootschalige inzet van biomassa en kernenergie, wijst hij om uiteenlopende redenen af als niet-duurzaam. Verbranden van biomassa is schadelijk voor de luchtkwaliteit en, aldus de auteur, niet klimaatneutraal. Kernenergie heeft die nadelen volgens hem niet, maar zadelt de wereld onder andere op met massa’s radioactief afval en verhoogt het risico op de verspreiding van kernwapens. Afgezien daarvan is de bouw van kerncentrales uitzonderlijk duur en neemt het heel veel tijd in beslag, tijd die we niet hebben. Tussentijdse oplossingen, zoals het afvangen en opslaan van CO2-emissies (CCS) en het inzetten van aardgas als transitiebrandstof in plaats van kolen, kunnen Jacobsons toets der kritiek evenmin doorstaan. De duurzame wereld van No miracles needed is al met al (bijna) all electric. Het enige gas dat in het door Jacobson gepropageerde energiesysteem toekomst heeft, is waterstof, dat uiteraard door middel van WWS moet worden geproduceerd.
“De vraag dringt zich op of Jacobson een klimaatactivist is die selectief winkelt in het aanbod van wetenschappelijk onderzoek om zijn punt te maken”
80% Emissiereductie in zeven jaar in een wereld die nog altijd voor 80% afhankelijk is van fossiele brandstoffen voor zijn primaire energievoorziening, dat zullen veel analisten als een kras staaltje van luchtfietserij afdoen. De vraag dringt zich dus op of Jacobson eigenlijk een klimaatactivist is die selectief winkelt in het aanbod van wetenschappelijk onderzoek om zijn punt te maken. Zijn afwijzing van aardgas als bridge fuel lijkt me daarbij illustratief.
De auteur beweert in zijn boek dat gasgestookte elektriciteitscentrales over een tijdspanne van 20 jaar méér bijdragen aan de opwarming van de aarde dan kolencentrales. Gemeten over een periode van 100 jaar zijn kolen wel vervuilender maar, schrijft hij, het verschil is dan niet groot. Dat heeft te maken met de methaanuitstoot, die gepaard gaat met de winning en opslag, het transport en het verbruik van aardgas. Methaan is een veel sterker broeikasgas dan CO2. Het wordt wel aanmerkelijk sneller afgebroken in de atmosfeer, wat het verschil tussen het korte- en langetermijneffect verklaart. Die mooi afgeronde periodes van 20 en 100 jaar zijn gemiddelden en verhullen echter dat er wereldwijd grote kwalitatieve verschillen bestaan bij aardgaswinning uit conventionele bronnen. Het maakt nogal uit of het gas onder streng gereguleerde condities, met een minimum aan methaanuitstoot en andere negatieve omgevingseffecten wordt geproduceerd, zoals in de Noordzee, of in landen waar men het niet zo nauw neemt met emissies, het onderhoud van installaties en veiligheidsvoorschriften.
Wat de argumentatie van Jacobson er op dit punt ook niet sterker op maakt, is dat hij erkent dat het verbranden van kolen veel slechter is voor de luchtkwaliteit dan het verbruik van aardgas. Kolencentrales emitteren immers aanmerkelijk meer stikstofoxiden en zwaveldioxide dan gascentrales. Gezien het belang dat de auteur, naast het beteugelen van klimaatverandering, hecht aan verbetering van de luchtkwaliteit, zou je dat ook kunnen beschouwen als een pleidooi vóór het zo snel mogelijk vervangen van kolen door aardgas, in afwachting van een volledig duurzame energievoorziening.
“Maar zoals gezegd, Jacobson heeft haast: 80% emissiereductie vóór 2030”
Maar zoals gezegd, Jacobson heeft haast: 80% emissiereductie vóór 2030. Transitie-oplossingen zoals aardgas of CCS leiden daarbij maar af van wat ons nu te doen staat, namelijk volop inzetten op de inzet van de duurzame technologie waarover we nu beschikken. Dáár moet het geld naartoe, niet naar investeringen die de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verlengen. Nieuwe gascentrales gaan immers veel langer mee dan die zeven jaar tot 2030.
Wie in deze redenering echter ontbreken, zijn de investeerders. Want die moeten de biljoenen ophoesten die hiervoor de komende decennia zijn benodigd en zullen dat alleen willen doen als er een goed rendement tegenover staat, dat kan concurreren met de inkomsten uit fossiele energiebronnen. Gezien de megawinsten die de olie- en gasconcerns de afgelopen tijd hebben geboekt, schiet het op dit punt niet echt op. Of dat probleem op korte termijn is op te lossen door middel van belastingverhogingen, subsidies en andere overheidsmaatregelen staat te bezien. En dan zwijg ik nog over obstakels zoals de traagheid van regelgeving, jaren durende vergunningstrajecten, hevig verzet van burgers tegen wind- en zonneparken in hun spreekwoordelijke achtertuin, netwerken die het groeiende aanbod van groene elektriciteit nu al niet aankunnen, geopolitieke ontwikkelingen waaronder conflicten tussen landen en de niet te onderschatten invloed van landen, bedrijven en individuen die er geen belang bij hebben om al te snel afscheid te nemen van het fossiele tijdperk. Jacobson noemt deze kwesties wel, maar heeft er helaas geen bevredigend antwoord op.
Dat neemt allemaal niet weg dat No miracles needed een waardevol boek is, dat met tal van inspirerende voorbeelden laat zien dat althans in theorie nu al met windenergie, waterkracht en zonne-energie in de wereldwijde energiebehoefte zou kunnen worden voorzien, maar tekortschiet als handleiding voor een snelle(re) én uitvoerbare energietransitie. Daarvoor kunnen we beter te rade gaan bij onder andere het Internationaal Energie Agentschap (IEA), dat er keer op hamert dat we om het verbruik van fossiele brandstoffen terug te dringen niet genoeg hebben aan de huidige duurzame bronnen. Het benadrukt daarom de noodzaak om grote sprongen voorwaarts in innovatie te maken, zowel op het gebied van bestaande toepassingen als van technologieën die nu nog niet marktrijp zijn.
In die zin hebben we de wonderen waarnaar de titel van het boek verwijst, dus wel degelijk nodig. Al kun je erover discussiëren of innovaties als zodanig moeten worden betiteld. Uiteindelijk is het een kwestie van nuchtere en slimme civil and environmental engineering, zijnde de leerstoel die professor Jacobson in Stanford bekleedt.
Want wonderen? Die bestaan niet.