Zoeken

De Franse les – warmtenetten die wél groeien

Auteur

Frans de Heij

Afgelopen week kwamen beleidsmakers, marktpartijen en onderzoekers uit heel Europa bijeen op het Euroheat & Power-congres in Praag. Een goed moment voor Frans de Heij om het vizier weer eens naar buiten te richten. “Wat gebeurt er in de buurlanden? Welke keuzes maken zij? En wat kunnen wij daarvan leren?”

Scandinavische landen laten zien dat warmtenetten ook in verzadigde markten kunnen blijven groeien. In veel steden is vrijwel elke wijk aangesloten. Daar draait het om gestaag uitbreiden, en vasthouden: klanten niet verliezen aan warmtepompen. De sleutelwoorden? Verduurzamen en competitief blijven.

Tegelijkertijd zagen we in Oost-Europa decennialang het omgekeerde: hoge prijzen, inefficiënte netten, en een massale overstap van huishoudens naar individuele gasketels. Pas recent is het tij daar gekeerd – dankzij EU-steun, uitfasering van kolen en de modernisering van de infrastructuur. Nu wordt vooruitgekeken naar de verduurzaming van deze systemen.

Maar echt relevant voor Nederland zijn de groeimarkten dichter bij huis. Duitsland en Frankrijk steken met kop en schouders boven de rest uit. En vooral Frankrijk laat zien dat structurele groei – ook in bestaande bouw – wél kan.

“Franse warmtenetten zijn sinds 2009 van 31% hernieuwbaar naar 66% in 2023 gestegen. Het totaal aantal woningen met aansluiting ligt inmiddels rond de drie miljoen.”

Frankrijk sluit jaarlijks tussen de 130.000 en 150.000 woning-equivalenten aan op een warmtenet. En belangrijker nog: het gros daarvan is bestaande bouw. Het aantal netten dat minstens 50 procent duurzame of restwarmte levert, steeg tot boven de 1.000. Franse warmtenetten zijn sinds 2009 van 31% hernieuwbaar naar 66% in 2023 gestegen. Het totaal aantal woningen met aansluiting ligt inmiddels rond de drie miljoen.

Ter vergelijking: in 2009 lagen Nederland en Frankrijk op ongeveer hetzelfde niveau – beide hadden rond de 4 procent van de huishoudens aangesloten op een warmtenet. In 2024 staat Frankrijk op ca. 9 procent, Nederland blijft steken op een magere 6%. En waar in Nederland de groei bijna uitsluitend uit nieuwbouw komt, realiseert Frankrijk die groei juist in bestaande bouw.

Dat roept de vraag op: hoe doen zij dat?

Wie inzoomt op het Franse beleid ziet vijf hoofdprincipes terugkomen. Geen abrupte koerswijzigingen, geen instrumenten die na twee jaar weer verdwijnen – maar een consistent pakket aan maatregelen die elkaar versterken. De kern: structurele investeringen, forse prikkels bij eindgebruikers en slimme rolverdeling tussen overheid en markt.

1. Fonds Chaleur – structureel geld, al sinds 2009

Het Franse warmtefonds, het Fonds Chaleur, bestaat inmiddels vijftien jaar en is volledig geïntegreerd in de reguliere rijksbegroting. Jaarlijks is er ruim 800 miljoen euro beschikbaar. Daarmee wordt tot 45 procent van de meerkosten voor duurzame bronnen (zoals biomassa, geothermie of restwarmte) en de aanleg van netten vergoed. Meer dan 10.000 projecten zijn inmiddels ondersteund.

Belangrijker dan het bedrag is de voorspelbaarheid. Gemeenten en warmtebedrijven weten: dit geld blijft. Plannen kunnen worden gemaakt, investeringen gepland. Er is geen jaarlijkse subsidieloterij. Het Fonds Chaleur is daarmee meer dan een regeling – het is een pijler onder het beleid.

In Nederland zijn we dat pad pas net ingeslagen, met de introductie en recente update van de Warmte-Investeringssubsidie (WIS).

“Een verlaging naar 9 procent voor duurzame warmte, naar Frans voorbeeld, zou Nederlandse huishoudens ruim 200 euro per jaar opleveren.”

2. Verlaag de warmterekening: directe prijsprikkel voor huishoudens

Franse warmtenetten die minimaal 50 procent duurzame of teruggewonnen warmte leveren, mogen een verlaagd btw-tarief hanteren van 5,5 procent – en dat over de héle warmterekening. Bij gas en elektriciteit geldt een verlaagd tarief alleen tijdelijk, en alleen op het vaste deel van de factuur; het variabele verbruik blijft op 20 procent.

In de praktijk betekent dit: een doorsnee huishouden op stadswarmte bespaart zo’n 150-200 euro per jaar. Geen ingewikkelde regeling maar gewoon een forse korting voor alle warmtegebruikers. Fedene – de Franse branchevereniging – noemt deze maatregel cruciaal voor het succes. Het verlaagt de drempel, maakt warmtenetten aantrekkelijk en zorgt voor maatschappelijk draagvlak. Inmiddels pleit men zelfs voor een vergelijkbare korting voor koudenetten.

In Nederland geldt op zowel gas, elektriciteit als warmte een gelijk btw-tarief van 21 procent. Een verlaging naar 9 procent voor duurzame warmte, naar Frans voorbeeld, zou Nederlandse huishoudens ruim 200 euro per jaar opleveren. Kosten voor het Rijk: ongeveer 150 miljoen euro per jaar. Geen peanuts, maar mogelijk de krachtigste versneller die we snel kunnen introduceren.

3. Gemeentelijke regie, private uitvoering – het beste van twee werelden

In Frankrijk zijn gemeenten juridisch eigenaar van de warmtenetten. Maar dat betekent niet dat ze alles zelf doen. Integendeel. Ruim 75 procent van de grotere netten wordt geëxploiteerd via concessies – langjarige overeenkomsten (15 tot 30 jaar) met private partijen zoals Engie, Dalkia, Idex of Coriance. Die bedrijven investeren, leveren warmte en moeten zich houden aan vooraf afgesproken prestaties en prijsformules.

De gemeente bepaalt het speelveld: waar komt het net, aan welke voorwaarden moet worden voldaan, wie krijgt de gunning. Daarna houdt zij toezicht en blijft juridisch eigenaar van het netwerk. De concurrentie om concessies is stevig – meerdere bieders zorgen voor scherpe tarieven en betere dienstverlening. Deze combinatie van gemeentelijke sturing en marktwerking blijkt in de praktijk verrassend robuust.

In Nederland gaat de Wet collectieve warmte een andere kant op. Gemeentelijke regie wordt stevig verankerd – dat is winst. Maar het concessiemodel, waarin meerdere partijen kunnen meedingen naar de uitvoering, wordt tegelijk buitenspel gezet.

“Geen marktpartijen die jaarlijks moeten gokken op het beleid van een volgend kabinet. Er zijn gemeenten en warmtebedrijven die plannen durven maken met een horizon van twintig jaar of meer.”

4. Tweezijdige aansluitplicht – duidelijkheid voor iedereen

Sinds 2021 geldt in Frankrijk een tweezijdige aansluitplicht voor zogeheten “geclassificeerde netten” – netten met minstens 50 procent duurzame of restwarmte. Binnen deze gebieden is aansluiting verplicht voor nieuwbouw en voor bestaande bouw bij ketelvervanging (tenzij er sprake is van onevenredige kosten of technische belemmeringen).

Maar ook de andere kant is wettelijk vastgelegd: het warmtebedrijf moet leveren zodra een gebouw binnen het gebied wil aansluiten. Die wederkerigheid zorgt voor zekerheid – bij bewoners én bedrijven. Het voorkomt eindeloze discussies en maakt het schaalbaar uitrollen van netten eenvoudiger.

Om de overstap voor bewoners haalbaar te maken zijn aanvullende subsidies beschikbaar – onder meer voor binnenhuisaanpassingen – gefinancierd uit het warmtefonds.

In Nederland hebben we met de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (WGIW) en straks de warmtekavelsystematiek een vergelijkbare tweezijdige aansluitplicht. Hier zitten we dus in het spoor van de Fransen.

5. Vijftien jaar koersvast beleid – geen politieke schommelingen

De misschien wel belangrijkste factor is de meest onzichtbare: stabiliteit. Sinds de lancering van het Fonds Chaleur in 2009 is het Franse beleid vrijwel onveranderd gebleven. Van het Grenelle de l’Environnement (2009) via de TECV-wet (2015) tot aan Énergie-Climat (2019) en Climat-Résilience (2021): iedere Franse regering, links of rechts, heeft de warmtenetten gesteund en het instrumentarium verder aangescherpt.

Geen terugdraaien, geen tussentijdse stop-knoppen. Geen marktpartijen die jaarlijks moeten gokken op het beleid van een volgend kabinet. En dus ook: gemeenten en warmtebedrijven die plannen durven maken met een horizon van twintig jaar of meer.

Het verschil met Nederland behoeft weinig toelichting.

“Introduceer een directe prijsprikkel voor huishoudens en geef gemeenten de regie.”

Frankrijk laat zien dat consistente keuzes resultaat opleveren. Door huishoudens een financieel voordeel te geven, door gemeenten de regie te geven zónder de markt uit te sluiten, en bovenal door het beleid vijftien jaar lang vol te houden, groeiden de Franse warmtenetten elk jaar, steeds sneller, door. In bestaande bouw, met draagvlak.

Nederland beschikt over veel bouwstenen. De WGIW en de nieuwe warmtewet (Wcw) leggen een stevig fundament. Maar we laten twee belangrijke versnellers liggen:

  1. Introduceer een directe prijsprikkel voor huishoudens. Verlaag het btw-tarief voor duurzame warmte – of geef korting op het vastrecht. Kosten: €150 miljoen per jaar. Effect: voelbaar.
  2. Geef gemeenten de regie – maar laat ze zelf kiezen welk model past. Sluit het concessiemodel niet op voorhand uit. Laat de praktijk bepalen wat werkt.

Deze Frans volgt graag het spoor van de Fransen.

Frans de Heij

Frans de Heij is Energie Econoom bij Energie-Nederland en vicevoorzitter bij Euroheat & Power, de Europese brancheverenging van warmtebedrijven. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.