De bordesfoto van Kabinet Schoof I is gemaakt en de enerverende eerste week is achter de rug. Het is niet alleen een wijziging van gezichten, maar ook een wijziging van ministersposten. De voor deze sector belangrijke minister voor Energie en Klimaat, Rob Jetten, is vervangen door een minister van Klimaat en Groene Groei, Sophie Hermans. Deze naamswijziging belooft veel voor de toekomst. Wat we zien in het hoofdlijnenakkoord is dat het ministerie van Groene Groei gaat staan voor versterking en verduurzaming van de economie als geheel. In feite een minister van het vergroenen van de economie. Het is een naam die ze moet waarmaken om het geen greenwashing te laten zijn.
“Het realiseren van een circulaire economie in 2050 is als uitdaging al lastig genoeg”
Zien we die ‘klimaat en Groene Groei’ ook echt terug in de dossiers die minister Hermans onder haar hoede gaat nemen? Op het eerste gezicht wel: de energietransitie en de verduurzaming van de industrie krijgen een centrale plek zo is te lezen in het inwerkdossier. Toch mist er een centrale pilaar van échte groene groei. In de dossiers van minister Hermans lijkt een gebrek in focus op de producten die Nederland produceert en de grondstoffen die het daarvoor gebruikt. Minister Hermans mist namelijk de portefeuille circulaire economie.
Groene Groei die het verbruik van onze grondstoffen niet terugdringt, verduurzaamt en meer circulair maakt is niet groen. Wederom is de circulaire economie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat belegd, een ministerie dat in zijn kern niet over de Nederlandse economie gaat. Niet alleen creëert dit langere communicatielijnen, maar ook zorgt het er voor dat de circulaire economie niet in alle aspecten van het economisch beleid wordt meegenomen. Het gevolg: er wordt net zoals de afgelopen paar jaar te weinig prioriteit gegeven aan de gigantische uitdagingen van de circulaire economie. De circulaire economie zou nu al ingepast moeten worden in het economisch en klimaatbeleid. Het realiseren van een circulaire economie in 2050 is als uitdaging al lastig genoeg. Laat staan als je een ander ministerie aan deze opgave laat werken.
“Circulair, economisch, industrie- en klimaatbeleid zijn inherent sterk gekoppeld”
Het faillissement van Umincorp en Brightloops, twee bedrijven die plastics en textiel recyclen, laat zien dat beleid achterloopt op wat de industrie al kan. Dit gaat weer ten koste van circulair ondernemerschap. Veel hangt af van Europese wetgeving en in principe moeten daar de belangrijkste stappen worden gezet. Hier zien we onder andere circulair, economisch en klimaatbeleid samenkomen: zo zijn afvalverbrandingsinstallaties per 1 januari in heel Europa onderdeel van het EU ETS met als gevolg dat wanneer het EU ETS op 0 staat er geen broeikasgasuitstoot van de verbranding van “fossiel” afval meer mag zijn.[1] Dit zou de nodige druk op de ketel moeten zetten, maar het besef hiervan is nog niet in de gehele maakindustrie doorgedrongen. Ook werkt Europa aan verplichte inpassing van circulaire plastics en zetten Europese initiatieven zoals Ecodesign en Right to Repair belangrijke circulaire stappen.
Deze wetgeving zet belangrijke stappen, maar de ideeën moeten ook geïmplementeerd worden in breder nationaal economisch en industriebeleid. Circulair, economisch, industrie- en klimaatbeleid zijn inherent sterk gekoppeld. Als poort van Europa en met onze competitieve en innovatieve industriële clusters moeten we dit begrijpen om de circulaire transitie naar onze hand zetten en de economische groei echt groen te maken. We willen tenslotte niet dat het ministerie zelf aan greenwashing gaat doen.
[1] Afvalverbrandingsinstallaties kunnen de uitstoot van fossiele CO2 verminderen door de inname van fossiel afval te verminderen of d.m.v. afvang en opslag van CO2 met CCS.
Tekst: Tom Strengers is voorzitter van de Klimaat Energie Koepel