Zoeken

Nog zeker 10 jaar nodig om biomassa te kunnen vervangen

Auteur

Sible Schöne

Bert Metz, voormalig covoorzitter IPCC Werkgroep Maatregelen, en Sible Schöne gaan in op de actuele discussie over (houtige) biomassa als energieopwekker.

Er is veel discussie over de inzet van (houtige) biomassa voor de verwarming van woningen, ondanks dat daarover in het Klimaatakkoord afspraken waren gemaakt. De SER heeft geadviseerd de subsidiëring van biomassa voor verwarming van woningen en kantoren af te bouwen. De vraag is op welke termijn er voldoende duurzame alternatieven zijn om de afspraken uit het Klimaatakkoord niet in gevaar te brengen.

Biomassaketels worden in de gebouwde omgeving toegepast in warmtenetten. Die warmtenetten, waar aardgas de belangrijkste warmtebron is, moeten een grote bijdrage leveren aan het doel om 1,5 miljoen woningen van het aardgas af te hebben in 2030. 400.000 bestaande woningen moeten worden aangesloten op een duurzaam warmtenet. Daarnaast moeten de bestaande warmtenetten ook grotendeels aardgasvrij worden. In warmteeenheden uitgedrukt: er moet 23-28 Petajoule (PJ) aan aardgasverbruik voor warmtenetten worden vervangen tot 2030. Laten we eens kijken welke duurzame warmtebronnen er zijn en hoeveel die zouden kunnen bijdragen.

“Aardwarmte en industriële restwarmte hebben groot potentieel, maar de praktijk is weerbarstig”

Aardwarmte heeft een groot potentieel. Rapporten spreken over een bijdrage van 20-50 PJ in 2030. De praktijk is echter weerbarstig. In 2019 was er 0,1 PJ in bedrijf. Twee projecten staan in de startblokken. Een project in Den Haag gaat binnenkort aan 1500 huishoudens warmte leveren, nadat het project door faillissementen jaren vertraagd was. In Leeuwarden is na 7 jaar discussie het besluit genomen te starten met de ontwikkeling van een project om het bestaande warmtenet met 1.800 aansluitingen te verduurzamen. De eerste proefboring vindt volgend jaar plaats. Optimistisch geschat kan aardwarmte circa 5 PJ (vraagt 100 boringen) bijdragen in 2030.

Industriële restwarmte heeft ook een groot potentieel. Afstand tot woningen, onzekerheid over warmtelevering op langere termijn en de noodzaak voor een back-up blijken echter in de praktijk grote belemmeringen. In 2019 werd er ongeveer 5 PJ geleverd aan warmtenetten in de gebouwde omgeving. Plannen in Rijnmond, verreweg de belangrijkste locatie voor restwarmte, komen slechts langzaam van de grond. Een realistische verwachting voor 2030 is dat er circa 5 PJ extra aan industriële restwarmte kan worden geleverd.

“Gezien de kosten van CO2-vrije waterstof is toepassing pas na 2030 realistisch”

Aquathermie (warmte uit oppervlakte- en rioolwater) en zonnewarmte (van zonnecollectoren) kan worden toegepast in warmtenetten door de daaruit gehaalde warmte met warmtepompen op te krikken tot het gewenste temperatuurniveau. In de winter werkt dit alleen als de in de zomer beschikbare warmte ondergronds wordt opgeslagen, een techniek die nog nauwelijks wordt toegepast. Een cruciale voorwaarde voor dergelijke lage temperatuurnetten is bovendien dat alle woningen in een wijk voldoende worden geïsoleerd. Op papier is dat gemakkelijk, in de praktijk moeten we nog leren hoe dit moet. In 2019 werd aquathermie op zeer bescheiden schaal toegepast (ca. 0,6PJ). Op termijn is veel mogelijk, maar gezien het genoemde knelpunt verwachten we met enige goede wil in 2030 een bijdrage van niet meer dan 2-4 PJ.

Van groen gas (uit natte biomassa) wordt veel verwacht. De sector heeft in het Klimaatakkoord aangegeven in 2030 2 miljard m3 te kunne leveren. PBL oordeelde dat dit in de praktijk met de huidige financiering niet meer dan 350 miljoen m3 kan worden. Bovendien raden PBL en het Programma Aardgasvrije Wijken ten sterkste af om het beschikbare groen gas voor warmtenetten in te zetten. Het schaarse groene gas kan beter elders worden ingezet.

Waterstof wordt vaak genoemd als wondermiddel. Gezien de kosten van CO2-vrije waterstof (gemaakt met behulp van groene stroom en water) is toepassing pas na 2030 realistisch. En dan vooral voor de verduurzaming van de industrie. Tot 2030 zal dat dus niet helpen voor verwarming van woningen.

“Afbouwen subsidiëring voor (houtige) biomassa brengt plannen Klimaatakkoord in gevaar”

Opgeteld zouden de genoemde duurzame warmtebronnen 12-14 PJ in 2030 kunnen bijdragen. De helft van wat er nodig is voor de warmtenetten. Het idee om dan veel meer isolatie toe te passen of veel meer te doen via individuele warmtepompen klinkt mooi, maar voor beide routes is al zoveel ingeboekt in de plannen van het Klimaatakkoord, dat dat geen soelaas biedt.

Voor aardwarmte, aquathermie, zonnewarmte en restwarmte is bovendien nog een voorziening nodig om bij koud weer bij te stoken. Daarvoor is (duurzame) biomassa eigenlijk de enige duurzame optie.

De conclusie moet zijn dat er op wat langere termijn veel mogelijk is, maar dat tot 2030 het afbouwen van de subsidiëring voor (houtige) biomassa de plannen van het Klimaatakkoord in gevaar brengt. De opbouw van alternatieven kost tijd.

Klik hier voor een uitgebreide notitie.

Sible Schöne

Sible Schöne is Adviseur van HIER.