Begin deze eeuw werd de energiemarkt geliberaliseerd. Voorheen bepaalde de minister de investeringen en de prijzen. Nu moest de markt dat gaan doen. De Nederlandse energiebedrijven werden verkocht. De overheid trok zich terug. De concurrentie brak los. Al snel ontstond een echte markt. Het was een succes. Er werd volop geïnvesteerd en de keuze was reuze. Energieprijzen daalden en het serviceniveau steeg. Toch bleef de overheid meedoen. Ze maakte de regels, ze verhoogde de belastingen en ze hield de netbedrijven in handen. Je wist maar nooit waar dat nog eens goed voor was.
“Aan de 10 GW extra wind op zee extra kwam geen business case te pas”
Toen kwam de energietransitie. De CO2 moest omlaag. Een handelssysteem werd geboren. De energiebedrijven moesten aan de bak. Maar het ging te traag. Nederland had Brussel beloofd in 2020 14% hernieuwbare energie te halen. Dat ging niet lukken. Er kwam een Energieakkoord. Ruimhartig werden subsidies beschikbaar gesteld. Niet langer de markt bepaalde hoeveel er werd gebouwd. Nee, de overheid stuurde via de SDE om die 14% te halen. Het summum is wind op zee, het Nederlandse paradepaardje. De overheid bepaalt daar niet alleen hoeveel, maar ook waar en wanneer er wordt geïnvesteerd. Ook regelt ze de vergunning en de kabels naar het land. Tenslotte wijst zij aan wie er mag bouwen; en wie niet. Aan de 10 GW extra wind op zee extra kwam geen business case te pas. Het is een groot misverstand dat de energiemarkt een vrije markt is. Het tegendeel is het geval: het is een planeconomie. Laten we daar dan ook naar handelen.
Het tweede misverstand is dat Nederland haar energie-intensieve industrie te danken heeft aan gas uit Groningen. De ligging aan zee met diepzeehavens, de hoogopgeleide bevolking, de redelijk stabiele wet- en regelgeving en het grote kapitaalkrachtige achterland met goede verbindingen zijn veel belangrijker. Elders op de wereld zie je onder deze randvoorwaarden vergelijkbare clusters. Het aandeel aardgas in de Nederlandse industrie is met 25% dan ook opmerkelijk laag. Olie is veel belangrijker. Niet voor niets noemen we het petrochemie. Ook TaTa gebruikt nauwelijks gas; wel kolen. Het einde van Groningen betekent dus niet het einde van de energie-intensieve industrie in Nederland. Tenzij de overheid bedrijven tot sluiting dwingt. Wat niet wegneemt dat de CO2-emissie moet worden gereduceerd. De spullen die de industrie maakt, blijven we immers gebruiken.
“We gaan door met waar we almee bezig zijn, denkend dat we kunnen toveren”
Misschien wel het grootste misverstand is dat we denken te kunnen toveren. We zijn verknocht geworden aan modellen en spreadsheets. Met een druk op de knop kunnen we nieuwe stroomtracés realiseren, een CO2-keten ontwikkelen, alle huizen isoleren, wind op land verdubbelen, waterstof introduceren en ons stroomverbruik sturen. De praktijk is anders. Je hebt al snel minimaal 10 jaar nodig, meestal langer. De gefragmenteerde energieketens maken het er niet eenvoudiger op. Elk onderdeel probeert een zo groot mogelijk deel van de taart te krijgen en de risico’s bij de anderen te parkeren. Ontelbare adviseurs lopen rond en verdienen daar goed belegde boterhammen aan. Bovendien is er gedetailleerde, rigide regelgeving gekomen die weliswaar past bij het oude systeem, maar niet bij het nieuwe en door nog maar weinigen begrepen wordt. Daarbij zijn veel verantwoordelijkheden niet meer belegd, wat de complexiteit nog eens vergroot. Laten we ook het wispelturige overheidsbeleid niet vergeten, inclusief het enorme lobbycircus daaromheen. Remco de Boer schreef daar recent een mooi boek over: Droomland. Aanbevolen. Ik verwachtte dat de nieuwe energiewet deze problemen zou verminderen. Ik heb daar inmiddels een hard hoofd in. We gaan door met waar we almee bezig zijn, denkend dat we kunnen toveren.
“Ruim 10 jaar geleden voorspelde ik de huidige netproblemen. Bij deze mijn voorspelling dat dit niet goed afloopt”
Het vierde misverstand is dat ons energieverbruik uiterst flexibel zal worden. Allerhande technische en economische redenen verhinderen dat. Ook veel praktische zaken leiden ertoe dat dit niet zal lukken. Kunt u zich indenken dat uw baas u verplicht komend weekend te komen werken omdat het lekker zonnig is? Of dat de bakker geen vers brood heeft omdat het ’s nachts niet waaide? Natuurlijk is er wel wat flexibiliteit mogelijk, maar laten we ons daarop niet blindstaren en ons vooral concentreren op de baseload. Dat doen we echter niet. We gaan in 2030 de kolencentrales sluiten en de aardgascentrales in 2035. Adequate vervanging wordt ondertussen op de lange baan geschoven. We moeten ons maar aanpassen, zo wordt steeds vaker betoogd. Terwijl op alle momenten ruim beschikbare en betaalbare energie de voorwaarde voor welvaart is. Ruim 10 jaar geleden voorspelde ik de huidige netproblemen. Bij deze mijn voorspelling dat dit niet goed afloopt. Ondertussen dendert de trein voort.
Dat brengt mij bij het vijfde misverstand. De overheid. Die is namelijk niet alleen regisseur, ze moet ook vol aan de bak. De samenleving, inclusief de industrie, heeft drie mogelijkheden te verduurzamen: elektrificatie, CCS en waterstof; een combinatie mag ook. In alle gevallen bepaalt de overheid de infrastructuur en de beschikbaarheid van de commodity. Ook bepaalt de overheid de mate van leveringszekerheid en daarmee het risico dat energieprijzen door het plafond gaan. En uiteraard bepaalt de overheid de marktregels. Prima dat woningen en scholen voorrang krijgen bij de verdeling van schaarse netcapaciteit. Het impliceert dat er voor anderen plots nog minder beschikbaar is en zij nog langer moeten wachten. Wat is daarvan de consequentie?
Binnen de eigen woning of het eigen hekwerk zijn burgers en bedrijven primair zelf aan zet om energie te besparen en te verduurzamen. Geen sinecure en vaak kostbaar. Goed dat de overheid daarbij helpt. Echter, daarbuiten bepaalt de overheid het volledige spel. Beiden zitten aan elkaar vastgeklonken. In een complexe dynamische omgeving met een internationaal speelveld en voortdurend veranderende werkelijkheden, kansen en risico’s. Met een wispelturige politiek die zich richt op de korte termijn terwijl we tenminste 10-25 jaar vooruit moeten kijken. In zijn boek Droomland beschrijft Remco de Boer dat Nederland ondanks alles er toch steeds in slaagde zijn klimaatdoelen te halen. Zou het opnieuw lukken?