Zoeken

Is een sterke overheid nodig voor de energietransitie?

Auteur

Bert Tieben

De partijen achter North Sea Energy zien een grote toekomst voor waterstofproductie op de Noordzee. Dan moet de overheid wel een handje helpen. Maar als het primaire doel een kostenbesparing is, dan moet beter onderbouwd worden waarom de overheid hieraan moet bijdragen, vindt Bert Tieben

Als de coronacrisis ons één ding heeft gebracht, dan is het wel de terugkeer van de sterke overheid. In tijden van crisis is leiderschap een groot goed, evenals kwalitatief hoogstaande en voor iedereen toegankelijk publieke voorzieningen zoals gezondheidszorg. Een blik over de oceaan richting de VS, ooit gidsland van het vrije Westen, volstaat om de chaos waar te nemen die ontstaat wanneer de overheid niet de regie ter hand neemt, maar essentiële zaken overlaat aan de krachten van het kapitalisme. In deze uitzonderlijke tijden blijken zelfs geharnaste liberalen voorstander te zijn van omvangrijke staatssubsidies voor het ooit glorieuze bedrijfsleven.

“Een overheid die zijn stempel op de maatschappij wil drukken biedt ook kansen”

Deze discussie zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben op andere terreinen, niet in de laatste plaats de energietransitie. Recentelijk concludeerde de Raad voor de leefomgeving en de infrastructuur (Rli) dat de rol van de overheid onmisbaar is in de transitie naar een duurzame economie. De raad vindt dat de overheid te terughoudend is geweest bij het plannen en stimuleren van de energietransitie, mede uit angst voor beschadiging van de internationale concurrentiepositie. Kort gezegd: Minister Wiebes heeft zijn oren teveel laten hangen naar de belangen van grote bedrijven zoals Shell en Tata. Datzelfde bedrijfsleven zit intussen niet stil. Een overheid die zijn stempel op de maatschappij wil drukken biedt ook kansen. Neem de Noordzee. Ooit de speeltuin van olie- en gasbaronnen, nu een reservoir aan ongekende mogelijkheden voor duurzame energie. Mits iemand de rekening betaalt. North Sea Energy is een samenwerkingsverband van circa 30 partijen uit de energiewereld dat inspeelt op de nieuwe kansen in de duurzame energie. In juni publiceerde het consortium een tussenrapport met zijn visie op de groene toekomst voor de Noordzee. De titel Unlocking potential of the North Sea vat de boodschap aardig samen. North Sea Energy zet vooral in op systeemintegratie en ziet daarin kansen voor kostenbesparingen. Denk aan de bouw van energie-eilanden en hergebruik van olie- en gasplatforms als locaties voor een waterstoffabriek. Het voordeel van een waterstoffabriek op zee is dat er geen nieuwe stroomkabel naar land hoeft. De waterstof kan via bestaande aardgasleidingen getransporteerd worden. Een en ander kan gecombineerd worden met CO2-gas dat van land naar zee gaat voor opslag in lege aardgasvelden. Zo ontstaat een energiesysteem dat een flinke bijdrage kan leveren aan de klimaatdoelstellingen van ons land.

“Marktfalen lijkt mij hier eerder een zaak van kostenefficiëntie”

De plaatjes zien er indrukwekkend uit en de ideeën snijden ook zeker hout. Toch blijf ik zitten met het gevoel dat we hier te maken hebben met blauwdrukdenken, een ingenieursvisie. Dit komt vooral door het beroep op de overheid in het rapport. De analyse van het vooruitzicht op een waterstofeconomie en de bijdrage die daaraan kan worden geleverd vanuit de Noordzee eindigt met een hoofdstuk over de noodzaak van coördinatie en samenwerking. Daarmee wordt bedoeld: er is flink wat subsidie nodig om dit alles mogelijk te maken.

Dit deel van het onderzoek start met de opmerking dat projectontwikkelaars moeite hebben om hun business case rond te krijgen. Hierdoor komen projecten niet van de grond. “Dit is wat in de economie een marktfalen heet”, aldus het rapport. Vervolgens wordt de aard van dit marktfalen geanalyseerd. Investeerders houden geen rekening met sociaaleconomische effecten zoals systeemkosten, externaliteiten en de macro-economische en geopolitieke impact. Ook is het risico van de investering vaak hoger dan gewenst, bijvoorbeeld omdat het rendement afhankelijk is van toekomstige prijzen.

Het nadeel van dit soort rapporten is dat marktfalen een excuus wordt om de rekening van groene plannen door te schuiven naar de overheid. Het lijkt me evident dat partijen als Shell, Total en NAM er belang bij hebben om een deel van hun straks afgeschreven assets op de Noordzee in te zetten voor de eventuele waterstofproductie op de Noordzee. Het lijkt me zelfs in het maatschappelijk belang daar goed over na te denken. Maar als er kostenvoordelen zijn van systeemintegratie, bijvoorbeeld omdat transport van energie via een bestaande gasleiding goedkoper is dan het aanleggen van een nieuwe hoogspanningskabel, dan moeten er partijen zijn die daarvoor willen betalen. Marktfalen lijkt mij hier eerder een zaak van kostenefficiëntie.

“De ingenieurs achter North Sea Energy moeten vooral doorgaan met doen waar ze goed in zijn”

Wanneer is er dan wel sprake van marktfalen? Dit is het geval als er publieke goederen in het spel zijn (op zich al een lastig begrip), als productie externe effecten heeft (positief of negatief), bij informatieproblemen of wanneer schaalvoordelen een rol spelen. Externe effecten in de vorm van vermeden emissies lijken bij waterstofproductie op de Noordzee een rol te spelen, maar pas op: als het gaat om de afweging of de waterstofproductie op zee of op land moet plaatsvinden, zal het CO2-effect beperkt zijn. Het totale volume aan waterstof verandert er niet of maar beperkt door. Dit blijkt ook uit de onderliggende scenarioberekeningen uitgevoerd door TNO voor het consortium. Het is uiteindelijk dus vooral een kwestie van kosten en daarbij speelt marktfalen in dit geval dus geen rol. Als ondernemers hun business case niet rond krijgen, is dat in de eerste plaats een commercieel risico en niet per definitie reden voor een overheidsrol.

De ingenieurs van de partijen achter North Sea Energy moeten vooral doorgaan met doen waar ze goed in zijn: plannen maken voor een duurzame toekomst met inzet van de middelen en ruimte die de Noordzee biedt. Maar het doorschuiven van de rekening met een beroep op marktfalen is goedkoop. Het past wellicht bij de tijdgeest, maar het lijkt me in het maatschappelijk belang dat we de overheidsrol goed onderbouwen. De analyse van markt- én overheidsfalen kun je doorgaans beter overlaten aan bestuurskundigen en economen.

Bert Tieben

Bert Tieben is methodoloog en expert energie & duurzaamheid bij SEO Economisch Onderzoek