Zoeken

Van wie is de zee?

Auteur

Bert Tieben

De energietransitie vraagt goed nadenken over de inzet van de beschikbare ruimte in het collectieve domein zoals de Noordzee, stelt Bert Tieben. “Voorkomen moet worden dat de uitrol van windparken op zee wordt gezien als ‘privatisering’ van een collectief goed vanwege de industriële toepassing van hernieuwbare elektriciteit.

De Noordzee als wingewest. Nederland is er in economisch opzicht groot mee geworden door handel en visvangst. Geen wonder dat de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot pleitte voor een Mare Liberum (1609), het beginsel van vrije handel op zee. Volgens dit beginsel zijn de oceanen en zeeën van iedereen en hebben alle landen dus vrije toegang tot de zee om te reizen en handelen.

Een nobel streven, maar diezelfde Hollanders hebben eeuwenlang de Westerschelde afgesloten voor scheepverkeer van en naar Antwerpen. Niks vrije toegang tot de zee voor onze Vlaamse concurrenten. En de Engelsen waren niet te beroerd om de Hollandse haringbuizen en handelsvloot uit hun wateren te weren via de Navigation Acts (1651). Economisch opportunisme leidt maar al te vaak tot een Mare Clausum en de bijbehorende militaire schermutselingen.

“De Noordzee wordt wel heel letterlijk een wingewest in de plannen voor windenergie”

Vandaag de dag is het principe van de vrije zee verankerd in het internationale zeerecht (zie artikel 87.1 VN-zeerechtverdrag) maar de bedreigingen voor de vrije zee zijn er niet minder om. Zo vraagt kunstenaar en ontwerper Brogen Berwick in een recente installatie aandacht voor de monopoliemacht van grote visbedrijven. Ze creëert een landschap met video, lijsten met vangstgegevens en 25 keramische platen. Deze platen staan voor de 25 bedrijven die volgens haar informatie 80% van de visquota bezitten en daarmee de toegang tot de visgronden controleren. “Geopolitieke privatisering” van de Noordzee, noemt ze dat.

De Noordzee wordt wel heel letterlijk een wingewest in de plannen voor windenergie. Voor een klimaatneutraal Nederland is in 2050 hernieuwbare elektriciteit nodig, heel veel hernieuwbare elektriciteit. De bron hiervan zal voor een belangrijk deel op de Noordzee liggen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) recent heeft becijferd. PBL rekent met een bovengrens van 70 GigaWatt windenergievermogen op zee in 2050. Dit is een technisch potentieel, iets wat maximaal haalbaar is gegeven de beschikbare ruimte op zee, het toekomstige vermogen van windturbines en het aantal turbines per oppervlakte-eenheid.

“Plat gezegd: alle nog beschikbare ruimte binnen de Exclusieve Economische Zone wordt gevuld met windturbines”

Voor het perspectief: 70 GW dat zijn zo’n 5.000 windturbines van 14 MW. Ter vergelijking: in 2024 staat er zo’n 4,7 GW aan windvermogen op de Noordzee, dat zijn ongeveer 860 windturbines van 5,5 MW per stuk. Qua aantallen te bouwen windturbines lijkt die opgave te overzien. Het is vooral het ruimtebeslag dat indrukwekkend is. Met windenergie was in 2022 een ruimtebeslag van 406 km2 gemoeid, circa 0,7 procent van de ruimte binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) waarover Nederland kan beschikken op zee. Bouwen tot aan het technisch potentieel houdt in dat 25% van de EEZ volstaat met windturbines (bijna 15.000 km2 volgens Taminiau e.a. 2022). In een ‘optimistisch’ scenario kan dit zelfs groeien tot 42 procent van de EEZ. Plat gezegd: alle nog beschikbare ruimte binnen de EEZ wordt gevuld met windturbines. De overige ruimte is gereserveerd voor scheepvaart, visvangst, defensie en natuur.

Op dit punt is de vraag relevant: van wie is de zee? Van ons allemaal, zou het antwoord moeten luiden. Energie is een collectieve voorziening en de bestemming windenergie lijkt daarmee prima te passen bij het collectieve eigendom van de Noordzee. Helaas is dit beeld maar gedeeltelijk correct. Elektriciteit is letterlijk brandstof voor een hoop private activiteiten zoals verwarming van je huis, het laten rijden van je auto en het produceren van allerlei goederen en diensten. Vooral het commerciële belang van het bedrijfsleven is interessant in dit verband. Sommige bedrijven gebruiken zoveel energie dat het loont om zelf stroom te produceren: denk aan bedrijven in de glastuinbouw en andere sectoren met een eigen WKK-installatie, zonneweide of eigen windmolen.

“Het verbruik van de groene industrie beslaat in 2050 grosso modo 38 tot 50% van de windproductie op de Noordzee”

Deze grote ‘prosumenten’ krijgen het in 2050 lastig. De behoefte aan elektriciteit is in dat jaar zo groot dat eigen productie niet meer realistisch is. Een WKK zal dan door het ontbreken van aardgas niet meer mogelijk zijn; zon-PV en windmolens vragen veel ruimte en kunnen niet zomaar naast het bedrijf worden geplaatst. De stroomvoorziening van private activiteiten zal voor een groot deel afhankelijk zijn van collectief te realiseren elektriciteitsproductie, zoals de windparken op de Noordzee.

De industrie is een van deze grote ‘prosumenten’. Het elektriciteitsverbruik in de industrie zal volgens PBL richting 2050 met een factor 2,5 toenemen naar circa 250 PetaJoule per jaar. Daar komt bij dat elektriciteit nodig is om groene waterstof te produceren, die als warmte en synthetische brandstof door de industrie verbruikt wordt. Dit directe en indirecte elektriciteitsverbruik in de groene industrie telt op tot zo’n 450 PJ oftwel 125 TWh. Dit legt een stevig beslag op de hernieuwbare productie. Ter vergelijking: de 5 duizend windturbines op zee produceren in 2050 zo’n 240 tot 330 TWh per jaar. Het verbruik van de groene industrie beslaat in 2050 dus grosso modo 38 tot 50% van de productie van windenergie op de Noordzee.

“De Noordzee een wingewest – prima, dat is al eeuwen zo – maar dan wel graag met het hoogste maatschappelijke rendement”

Windenergie is in 2050 gelukkig niet de enige bron van elektriciteit. Zo zal maximaal 120 GW aan zonne-energie een flink aandeel hebben in de basislast. Maar de vergelijking tussen de energiebehoefte van de industrie en het technisch potentieel aan windenergie op de Noordzee brengt wel scherp naar voren dat nagedacht moet worden over de gevolgen van de energietransitie voor de inrichting van het landschap en het gebruik van ruimte. De energietransitie leidt schipbreuk als de productie van windenergie op zee voor industriële toepassingen straks wordt gezien als ‘geopolitieke privatisering’ van de Noordzee. De baten van een succesvolle groene industrie slaan tenslotte neer bij de aandeelhouders van industriële complexen zoals Tata, Sabic en Dow Chemical.

Het conflict tussen private en collectieve belangen is een klassiek leerstuk uit de politieke economie. Tegenwoordig kunnen we dit conflict expliciet maken door het uitvoeren van een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Deze analyse vertaalt belangen in maatschappelijke kosten en baten. Het saldo van deze posten laat zien of de maatschappij voor- of nadeel heeft van de investering en hoe dit saldo verdeeld wordt.

Bij de keuze van de locaties voor windenergie op zee is ooit zo’n MKBA uitgevoerd, maar dat is alweer tien jaar geleden (Hoefsloot e.a. 2014). Toen ging het om een totaal vermogen van 2,5 GW. Het lijkt mij hoog tijd voor een update van dat onderzoek nu de private en collectieve belangen met een totaalvermogen van 70 GW een stuk hoger zijn. De Noordzee een wingewest – prima, dat is al eeuwen zo – maar dan wel graag met het hoogste maatschappelijke rendement.

Bert Tieben

Bert Tieben is methodoloog en expert energie & duurzaamheid bij SEO Economisch Onderzoek